www.boswachtersblog.nl/ BuitenPlaatsen

Dit wil je gewoon allemaal weten

20 oktober 2015 Kunsthistoricus Marcel van Ool in BuitenPlaatsen

corlijn etc.Eerder dit jaar werd het al bejubeld in blogs en bladen. En ik ga het hier nog eens dunnetjes overdoen. De tuin als lusthof & slagveld is namelijk heel goed. Het is een biologieboek vermomd als een tuinboek. De auteurs, Gerda Bosman en Corlijn de Groot tuinieren wel, maar echt een naam mag dat niet hebben. Als lezer vang je een glimp op van stadse stukjes met een lelijke conifeer, en een volkstuin waar eerder gekeken dan gewerkt wordt. (Ze geven toe: in onze tuinen wordt geobserveerd, wat een chic woord is voor lui tuinieren). Maar dat geeft allemaal niet. Met elke vraag die als tuinier maar in je op kan komen, togen ze naar wetenschappers om antwoord te krijgen. Ze kijken ver voorbij het tuinhek. Er is veel aandacht voor voortplanting en evolutie, daar komen de schrijvers vaak op terug. Het geeft structuur aan een heleboel opgediste wist-je-dat-jes.
Het begint al meteen goed. Met een verhaal over Charles Darwin (1809-1882). De vader van de evolutieleer deed ook veertig jaar lang onderzoek naar planten (hij was geobsedeerd door de zonnedauw), en experimenteerde met zaden. Hij liet 87 verschillende zaden vier weken in een zoutbad weken. Wat bleek? 64 soorten waren daarna nog kiemkrachtig. Waarmee aangetoond was dat ze een flinke zeereis kunnen overleven.
Na het lezen van het boek, dacht ik ‘ja, dit wilde ik allemaal weten’. Of het nou gaat over het groeihormoon auxine, haast overmatig aanwezig in wilgen en de verklaring voor het makkelijk wortelschieten van afgesneden wilgentakken, of om de sint-jansui die het vermogen tot zaadvormen is kwijtgeraakt. Dat moet eeuwen geleden al gebeurd zijn. De evolutionaire noodzaak verloor de plant omdat de mens hem voortdurend vermeerderde uit zijn bolletjes.
De Groot en Bosman bespreken ook de vreemdste biologische zaken, zoals een zeeslakje, Elysia chlorotica, dat het klaarspeelt om bladgroenkorrels uit een alg voor zijn karretje te spannen. In de eerste drie weken van zijn bestaan vreet hij zich vol met algen. De bladgroenkorrels daaruit slaat hij op in zijn darmen waar ze hun werk -energie uit zonlicht halen – blijven doen. De slak hoeft dus niet meer te eten. Het wonderlijke (maar wetenschappelijk verklaarbare) is nu dat de bladgroenkorrels langer in de slak overleven dan in de alg, waar ze ’thuishoren’. Dat komt omdat de slak zich het stukje DNA dat de reparatie van de korrels aanstuurt, eigen heeft gemaakt en in zijn eigen genoom ingebouwd heeft (waardoor het dus erfelijk is geworden).
De leukste stukken uit het boek vond ik die waar het wel heel dicht bij huis en tuin blijft. Ik kan eindeloos lezen over composteren en zo. Het klopt wat ze optekenen uit de mond van de Britse tuinierster Alys Fowler: composteren is als het bakken van een taart. Alles draait om de juiste verhouding van de ingrediënten. In mijn tuin staat een gigantische Japanse kamperfoelie, gewoon in het zand. Maar met zijn wortels bereikt hij ook de dump van alle koffiedik afkomstig uit mijn keuken. Omdat ik vermoedde dat pure koffiedrab een wat sterke bemesting is voor veel planten, composteer ik die apart. Op een andere hoop belandt het snoeiafval van de kamperfoelie. Dat gaat wanneer het verteerd is wel naar de wilde cyclamen, viooltjes en ander teer spul uit het bos. Niet echt een kringloop, maar wel een flinke keten in mijn piepkleine stadstuintje. En je eigen handelen is deel van het grote proces, dat maakt het zo fijn om te tuinieren. ‘Heel Holland Composteert’, lijkt me een prima plan -De Groot en Bosman hebben uitstekende tips voor een wormenflat.
Soms blijkt er ook voor iets heel romantisch een verklaring uit het lab te zijn. De geur van regen na een warme dag (is er iets hemelser?), wordt veroorzaakt door sporen van een bodembacterie, actinomyceet geheten. Als grond uitdroogt en de bacterie dreigt te sterven, vormt hij sporen die de barre tijden wel kunnen overleven. Wanneer het dan eindelijk gaat regenen, komen de sporen in de vochtige lucht terecht, en in je neus. Het parfum van de zomer, dat wetenschappers geosmine (letterlijk: aardgeur) noemen is niet meer dan dat.
Is er niks mis met De tuin als lusthof & slagveld? Eigenlijk niet. Maar een hele kleine toevoeging zou mij lief zijn. Eén keer, bij een vermeerdermethode noemen de auteurs het gebruik van veenmos. Te vaak wordt dit uit natuurgebieden geroofd -je kunt het wel verantwoord bemachtigen maar dan moet je weten of de handelaar te goeder trouw is. En dus veenmos importeert uit streken waar niet meer geoogst wordt dan er kan aangroeien. (En zelfs dan). Vermeld dat even. Of vertel het hele veen-turf verhaal in deel II -experts genoeg bij Staatsbosbeheer. Ik kan niet wachten.DeTuinalsLusthofenSlagveld_titelpagina-670x421Corlijn de Groot en Gerda Bosman: De tuin als lusthof en slagveld. Scriptum 2015

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog