www.boswachtersblog.nl/ BuitenPlaatsen

Here's something for the weekend #197

19 februari 2016 Kunsthistoricus Marcel van Ool in BuitenPlaatsen

[youtube https://www.youtube.com/watch?v=2c4UYGj7_VI]Je zou ’t bijna vergeten met een bloeiende nederhiphop maar ooit hadden we ook nederfolk, ver terug in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Clips bij muziek uit dat genre zijn er nauwelijks. Wel veel bleke foto’s van langharigen met hun trommels, violen en fluiten tussen de bloemen. Een van de beste groepen in zijn soort was Fungus, met Rens van der Zalm op gitaar en zang van Fred Piek (die later succes had met The Amazing Stroopwafels).
Je hoort hier een tekst waar veel varianten van bestaan. In de verhalenbank staat een versie (‘uit het liedarchief van het Meertens Instituut’) die in 1968 is opgenomen in Beilen (Drenthe) en gezongen werd door Jacob Eding, geboren op 18 maart 1895.

D’r was eens een boer en die ging naar die wei…

1. D’r was eens een boer en die ging naar die wei en als hij weer kwam van die wei,
Dan stond er zijn vrouwtje voor de deur, gekleed al in de zij
Dan stond er zijn vrouwtje voor de deur, gekleed al in de zij.

2. Dan opeens kwam daar een officeertje aan, ging voor het boerinnetje staan
Hij kwam er eens aan haar boezelaar, zij liet het maar
stille begaan
Hij kwam er eens aan haar boezelaar, zij liet het maar stille begaan

3. Wilt gij er die gulden verdienen aan mij, een gulden is waarlijk wat duur
en als ik mijnheer niet g’affronteer, gaat gij er met mij naar de schuur

4. Een gulden verdien dat wil ik wel doen
Maar m’n kinderen zitten bij ’t vuur
En als ik mijnheer niet g’affronteer ) bis.
Gaat gij er met mij naar de schuur.) bis.

5. Het officiertje dat kleedde zich spoedig uit
Terwijl hij daar nakende stond
Toen werd er al aan de deur geklopt ) bis.
Hij viel er van de schrik op de grond ) bis.

6. En ach mannen ach mannen
Ach lieve mannen, vergeef het mij deze keer
Zal werken en zwoegen zo hard als ik kan
1. En ik doe het van m’n leven nooit weer
2. Dat is ’t officiertje tot leer.

Wat we vaak zien, is dat een proeve van boerenslimheid of -domheid vanuit een stedelijk perspectief gegeven wordt. In de zeventiende eeuw had je binnen de landschapsschilderkunst zelfs een apart genre dat de schilder en kunsttheoreticus Karel van Mander omschreef als ‘aerdighe landschappen met aerdighe en drollighe Boerenhuysen’. Op dat soort werk zie je dan een boerenbedrijf dat helemaal in de soep gelopen is; kapotte daken, gebroken karrenwielen, rommel op het erf en een verwaarloosde hooimijt. Bijna altijd zijn er rustende of kletsende boeren te zien. Vandaar dat de taferelen ook wel worden beschouwd als een waarschuwing tegen de ledigheid. En dat hing dan in de stad aan de muur. Waar het dus ook ‘drolligh’ (vermakelijk) werd gevonden.
Ik blijf nog even bij de boeren. Dit weekend lees ik Dit is mijn hof van Chris de Stoop. Nog nooit hebben zoveel volgers van BuitenPlaatsen aangegeven dat een post over dit boek gewoon moet. Een boerenperspectief?
Het laatste woord is aan De Heideroosjes:

Booredurp, booretaal, boorelul!
Dát is woa ik woën, wát ik proat, en hoe ik meej veul

 

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog