www.boswachtersblog.nl/ BuitenPlaatsen

"Kwaak-kwaak" – "gak-gak" – "Kwaak-kwaak-kwaak"

24 februari 2016 Kunsthistoricus Marcel van Ool in BuitenPlaatsen

Tussen alle misère die Chris de Stoop zo mooi beschrijft in het boek Dit is mijn hof, is er ook plek voor lieve herinneringen. Zo kocht hij ooit als kind twee boerenganzen, kuikens nog. Hij voedde ze op en wat Nobelprijswinnaar Konrad Lorenz voorspelde, gebeurde ook bij Christian: ganzenjongen zien het eerste bewegende wezen als hun moeder. Allerlei ander typisch ganzengedrag kon De Stoop ook waarnemen. Ze waren zo trouw dat ze hem door het hele dorp volgden. Ganzen zijn sociale dieren, met zorg voor elkaar en grote waakzaamheid -ze worden dan ook ingezet ter beveiliging van erven of zelfs defensieterreinen.
Ondertussen gaat het met verschillende wilde ganzensoorten heel goed in het Waasland, waar het hof uit de titel staat. Terwijl boeren op sommige stukken geen mest meer mogen uitrijden, vraagt De Stoop zich af: “die grote ganzen schijten naar ’t schijnt tot achthonderd gram per dag, evenveel als een mens, is dát geen overbemesting?”
Het antwoord is complex. In de Oostvaardersplassen misschien niet. Maar op een grasland met orchideeën of in een ven wel.
Ik lees het thematijdschrift De Gans en praat over de dieren met de fauna-ecoloog van Staatsbosbeheer, Meta Rijks. Er komen elf wilde ganzensoorten voor in Nederland. In totaal verblijven 600.000 ganzen in de zomer in Nederland. In de winter loopt dat aantal op tot twee miljoen en meer. De meest voorkomende soorten zijn de grauwe gans, de rotgans en de brandgans. Die eerste was als broedvogel praktisch uit Nederland verdwenen, ten gevolge van overbejaging en eierenrapen. Natuurbeschermers wilden hem terug en herintroduceerden de dieren op Texel en in Friesland. Dat werd geen groot succes. Maar in 1970 verschenen ze vanzelf in de Oostvaardersplassen. In de beschutting van het uitgestrekte rietmoeras kunnen de ganzen ruien. En voedsel is er voldoende. Bijna de helft van de Noordwest-Europese grauwe ganzenpopulatie ruit er nu en honderden vogels overwinteren er ook.
Maar dat is niet het hele verhaal. Een jachtverbod en zachte winters hielpen ook mee. En er is nog iets anders. Ganzen (even in het algemeen) houden van hetzelfde voedsel als koeien: voedselrijk gras. En dat hadden we met behulp van enorme hoeveelheden kunstmest, en ten koste van heel veel plantensoorten, zo’n beetje over heel Nederland uitgerold. Daar had de melkveehouderij enorm baat bij. En later de ganzen dus ook. Dat maakt dat sommige natuurbeschermers zeggen: “we hebben geen ganzenprobleem, we hebben een economisch probleem.” Een boer kan namelijk bij schade door ganzen een vergoeding krijgen. Ganzen kosten ons dus geld. Tel daarbij op dat hun aanwezigheid bij Schiphol in verband met botsingen ongewenst is, en ineens had de gans het stempel van plaagdier.
Sinds 2012 bestaat er een Ganzenakkoord dat moet leiden tot duurzame instandhouding van ganzenpopulaties en beperking van schade die de dieren aanrichten. Dat komt neer op actieve bestrijding zoals afschot en eieren onklaar maken en meer strategische maatregelen zoals zorgen voor minder voedselaanbod of meer ruimte voor predatoren zoals de vos. De Jagersvereniging en Boerenorganisatie LTO doen overigens niet mee aan het akkoord. Over hun beweegredenen doen verschillende verhalen de ronde, maar het laat zich raden dat zij gewoon méér wilden afschieten. Onder andere Natuurmonumenten, Vogelbescherming Nederland en Staatsbosbeheer ondertekenden het akkoord wel. Die trachten nu met twaalf provincies tot overeenstemming te komen over acceptabele aantallen ganzen die in 2018 bereikt moeten zijn.
Het leverde deze natuurbeschermers een enorme stroom kritiek op. Vergelijkingen met de Holocaust werden meer dan eens gemaakt. Dat doet Meta Rijks zichtbaar pijn. “Ik heb in principe moeite met elk dier dat dood gemaakt wordt.” Toch is ze voor het akkoord. “In Nederland is de natuur zó uit balans…” De ene ingreep lokt de andere uit omdat natuurlijke checks and balances buiten werking gesteld zijn. Resultaat is dat de mens deze gaat nabootsen.
Zomaar een oplossing is er niet. Maar het beste wat je kunt doen, is de natuur ruimte bieden voor haar eigen processen. Dat kan met behoud van de stukken cultuurlandschap die echt waardevol zijn. Maar ergens zal het ook pijn doen. Bij traditionele bosbouwers bijvoorbeeld, om het even bij Staatsbosbeheer te houden. En daarbuiten ook bij dat deel van de boeren voor wie natuur niet meer is dan één soort gras.

De titel van deze post is ontleend aan de ‘gesprekken’ die Chris de Stoop had met zijn ganzen, zoals door hem opgetekend in ‘Dit is mijn hof’. 

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog