www.boswachtersblog.nl/ BuitenPlaatsen

Moerasdraken #3 Thom Brand

8 augustus 2016 Kunsthistoricus Marcel van Ool in BuitenPlaatsen

Op 23 september opent in het Bossche Broek de buitententoonstelling Moerasdraak, een samenwerking van brabants kenniscentrum kunst en cultuur (bkkc), Erfgoed Brabant en Staatsbosbeheer. Het natuurgebied aan de rand van Den Bosch vormde eeuwenlang een natuurlijk hulpmiddel bij de verdediging van de stad. Den Bosch is in de twaalfde eeuw gesticht op een zandige heuvel in een verder nat gebied, waar Maas, Dommel en Aa een deel van het jaar buiten hun oevers traden en veel kwelwater aan de oppervlakte kwam. Ideaal om vijanden tegen te houden. De stad, met als bijnaam Moerasdraak, achtte zich onverslaanbaar -dat was ze ook, totdat prins Frederik Hendrik in 1629 Jan Adriaanszoon Leeghwater met zijn ingenieurskunsten inschakelde. Het Bossche Broek kwam droog te liggen en na een beleg van viereneenhalve maand nam de prins de stad in. Dat was het einde van de Spaanse tijd. Den Bosch hoorde vanaf  toen bij de Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden en werd als vestingstad voortdurend versterkt en uitgerust met een sluizensysteem om gecontroleerd land onder water te zetten (inunderen). Vanaf 1700 is Den Bosch ook deel van het Zuiderfrontier of de Zuider Waterlinie. Die kon niet voorkomen dat de stad in 1794 in Franse handen viel. In 1874 wordt de vesting officieel opgeheven. Er volgen verbeteringen van de waterhuishouding. Dat het Bossche Broek gespaard is gebleven als natuurgebied is te danken aan de inspanningen, al voor de Tweede Wereldoorlog, van Roelof Jan Benthem, inspecteur landschapsbouw bij Staatsbosbeheer.
Voor BuitenPlaatsen heb ik een gesprek met alle kunstenaars.

Op weg naar het atelier van Thom Brand, in de stationsbuurt van Den Bosch, kom ik langs de echte moerasdraak. Dat wil zeggen, langs het verguld bronzen beeld van een draak dat iedereen kent die ooit de stad per trein bezocht. De draak is fabeldier en metafoor voor de stad. Maar om welke draak gaat ‘t hier eigenlijk: misschien is dit wel niet de moerasdraak, maar een verwijzing naar de naam van de donateur: jonkheer Bosch van Drakensteijn. De verbeelde draak moet natuurlijk niet verward worden met een heuse draak (‘ceci n’est pas un dragon’ zou op zijn wapenschild moeten staan). Net zo goed als mijn gebruik van het woord ‘draak’ niet meer is dan verwijzing.
Het besef dat vormen en betekenissen niet zomaar vast staan, blijkt een prima introductie voor het werk van Brand. De kunstenaar maakt hele concrete voorwerpen, waarmee hij meer dan eens toch de vraag weet op te roepen wat het eigenlijk zíjn. De vraag naar wat iets is, heeft een partner, een vraag die er altijd achter vandaan komt: wie vraagt dat? Heeft een voorwerp alleen eigenschappen omdat onze zintuigen die eraan toekennen? Als je dat doordenkt, dan maakt ons brein de wereld. Iedereen zijn illusie van werkelijkheid. Zo ging ons introductiegesprek. Meteen de diepte in. Nou, bijna. Eerst zag ik op de gang bij zijn atelier een geweldige hoeveelheid potten met planten. Brand wees me op de zaailingen van zijn  favoriete boom, de Kashmir cypres. Hij bestelde zaden en kweekt de boompjes nu op. Dat gebeurt heel liefdevol en ik zie een band tussen de kunstenaar en deze natuur in het klein. Die is heel direct, en onbedacht. Wat nou moeilijke vragen? Die zijn er niet in het hier en nu van dit tuinieren.
Later komen we nog een keer terug in de gang. Daar staat namelijk ook een werk uit de presentatie waarmee hij vorig jaar afstudeerde aan de Academie voor Kunst en Vormgeving Sint Joost. Het gaat om een houten rek. Als zoon van een timmerman zie ik onmiddellijk hoe zorgvuldig dat gemaakt is. Een knoeier kan zijn fouten niet herstellen, maar Brand toont zijn talent door op de plek waar het mis ging met het verlijmen van twee stukken gebogen hout, de boel heel secuur op te vullen. Vakmanschap is belangrijk voor Brand en hij legt zich voortdurend toe op het zich eigen maken van wat hij skills noemt. Maar dat rek dus. Is het vormgeving of is het kunst? Ik heb het idee dat die vraag nu niet meer zo relevant voor hem is, maar tijdens zijn afstuderen speelde hij er telkens mee. Zou hij iets kunnen maken dat precies het midden houdt, dat vijftig procent kunst en vijftig procent vormgeving is? Het is maar wat je belangrijk vindt, denk ik even.

brand 1brand 2In zijn atelier zie ik iets wat ik vele malen interessanter vind, gewoon alleen al in zijn materiële aanwezigheid, nog zonder dat ik er iets vanaf weet. Het is een verzameling stokken. Tegen een witte muur gezet. Dat is een heel mooi beeld: het ritme van de op bijna gelijke afstanden geplaatste stokken, allemaal van verschillende lengtes, al die kleuren hout, de variatie in tekening, van effen tot gevlamd, de huidstructuren. Maar dan. Brand pakt een stok en balanceert hem op de punt van zijn schoen. Hij twirlt. Of is het een oefening uit jodo –de Japanse martial art waarbij met een stok een zwaardvechter onschadelijk moet worden gemaakt. Omdat elke stok anders is, heeft de kunstenaar ook met elk van hen een andere verstandhouding. Het is alsof  je het karakter van elke afzonderlijke stok kunt leren kennen. Of beter: laat dat ‘alsof’ maar weg. Brand houdt zich niet bezig met zen, maar hij heeft wel een van de belangrijkste leringen eruit ontdekt, die voorwaardelijk is bij zulke uiteenlopende kunsten als bloemschikken en boogschieten: leg jezelf niet op aan het materiaal. Zeker, er zijn tig formele regels die allemaal geëerbiedigd moeten worden, maar de kunst ontstaat pas wanneer bloem, boog (of stok) er volledig kan zijn. Dat wil zeggen dat er niks tussen jou en het voorwerp in mag staan. Niet eens een gedachte.
Brand maakt het zichzelf niet makkelijk, met al die vragen die hij zich stelt. Voor het Bossche Broek ontwerpt hij wolken. Dat zijn uiteraard geen echte wolken –alhoewel je hun schaduw nog wel een tijd voor daadwerkelijke wolkenschimmen kunt houden. Brandt mimiekt wolken. Een spel begint. Wat is echt en wat is een verwijzing?

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog