www.boswachtersblog.nl/ BuitenPlaatsen

Meer genoeglijks en nuttigs over buitenplaatsen

1 december 2016 Kunsthistoricus Marcel van Ool in BuitenPlaatsen

Nog pas vorig jaar besprak ik op dit blog het boek De Amsterdamse Buitenplaatsen, geschreven door René Dessing. En nu ligt er al, van dezelfde auteur, Haagse en Leidse Buitenplaatsen. Is er een serie in de maak? Dat zou fijn zijn -er is wel een bibliotheek vol geschreven over ‘grote huizen in het groen’ maar als je er een dag op uit wil om er een aantal te bezoeken, verdwaal je al snel in de literatuur, of je vindt juist niks. Temminste dat was lange tijd zo, sinds het Buitenplaatsenjaar 2012 (ook een verdienste van Dessing) hebben verschillende provincies hun erfgoed van het genoeglijke buitenleven, veel beter digitaal ontsloten. Maar een boek in de hand, waarin je kunt bladeren in plaats van browsen, vind ik handiger en gewoon lekker.
Ik schreef dat al over het Amsterdamse boek en het geldt nu weer: het beste aan deze uitgave is misschien wel dat je ‘m als gids kunt gebruiken die ook inzichtelijk maakt wat er nog meer in de buurt te doen is. Je kunt zo heel makkelijk je eigen buitenplaatsenroute uitstippelen (en erachter komen dat je zoiets kunt combineren met shoppen in Noordwijk, zoals vriendin A. opmerkte).
Voor wie nog niets van kastelen, buitenplaatsen en landgoederen weet, schreef Dessing een nuttige inleiding waarin ook die eigenaardige rol van de adel in de Republiek behandeld wordt. Her en der zijn heel handige kaders opgenomen die precies de juiste verdieping geven bij de hoofdtekst. Hoe zat het ook alweer met heerlijke rechten, wat is het belang van Jan van der Groen, hoe werkt een ijskelder; Dessing doet het allemaal uit de doeken en de auteur strooit met leuke weetjes. Zo leer ik dat bij het Huis te Warmond, ten zuiden van Sassenheim, in 1642 door de kasteelheer een brug werd geslagen waar eerder mens en dier per veer werden overgezet. Toen vijftien jaar later de steden Haarlem en Leiden een verbinding per trekschuit aanlegden namen ze de kosten voor verbreding en het onderhoud van de brug over. De brug bleef tot 1953 in gebruik, en was de laatste tolbrug van ons land. Deze microgeschiedenis is meer dan wat feitjes opdissen. Door de oogharen heen word je een blik gegund op veranderend Nederland.
Mijn eigen interesse gaat het meest uit naar bewonersgeschiedenis en die krijg ik volop. Bijvoorbeeld wanneer Dessing de buitenplaats Berbice, die tussen Voorschoten en Leiden ligt, bespreekt. De laatste eigenaresse hier, Rudolpha (Ruut) Begeer speelde een markante rol in het behoud van deze plek, waar ook de voormalige zilverfabriek van de Koninklijke Van Kempen & Begeer gevestigd was. Ruut richtte al in 1971 de Vereniging Tot Behoud van Oud, Groen en Leefbaar Voorschoten op. Haar finest hour kwam toen het haar lukte om een door Rijkswaterstaat gepland tracé van de N11-west, recht door haar buitenplaats heen, te dwarsbomen. Er kwam een 2,5 kilometer lange tunnel. En Ruut? Die ligt, volgens haar eigen wens, begraven precies op de plek waar de vermaledijde weg had moeten komen.
Of ik geen kritiek heb op het boek? Zeker wel, maar milde. Af en toe is het proza wat te ronkend, maar staat er eigenlijk niks. Voorbeeldje: “Het met vele kunstvoorwerpen gedecoreerde huis bevat veel meubelstukken en is rijk gestoffeerd.” Nou vooruit. Op naar Duivenvoorde om dan zelf te zien wat bedoeld wordt. Op één plek is een jaartal weggevallen. Een iets strengere redactie had dat opgemerkt. Maar verder is dit een heerlijk boek, en ik zeg het nog een keer: ook als gids te gebruiken.
Zou Dessing verder naar het zuiden afzakken? En een volgend boek over Zeeuwse buitenplaatsen schrijven? Doen! En welkom dan bij Staatsbosbeheer in de Manteling op Walcheren en op onze ‘postzegel’ in Schuddebeurs bij Zierikzee.

René W. Chr. Dessing: Haagse en Leidse Buitenplaatsen, over landelijke genoegens van adel en burgerij. Kantoor Verschoor boekmakers 2016

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog