www.boswachtersblog.nl/ Drenthe

Spoorzoeken in eigen tuin

15 april 2020 Aaldrik Pot in Drenthe
Er zijn genoeg sporen te vinden in je eigen achtertuin

Er zijn genoeg sporen te vinden in je eigen achtertuin

Nu we meer aan huis gebonden zijn dan anders, is het leuk om te kijken wat je in je eigen tuin aan diersporen kunt vinden. Vaak denken we bij diersporen natuurlijk aan voetafdrukken, het liefst van de wat zeldzamere en grotere zoogdiersoorten. Maar met een beetje goede wil is er over het kleine en algemene ook ontzettend veel te ontdekken.

In een kleine tuin achter een rijtjeswoning uit de jaren zeventig in een doorsnee Drents dorp is genoeg te beleven, weet ik inmiddels. Voorwaarde is wel dat niet alles van muur tot muur is bestraat natuurlijk, want daar komen dieren nu eenmaal minder graag. Er moet wel wat te eten of te paren zijn. In mijn eigen minituin (5 x 5 meter) heb ik tien jaar geleden drie kwart van de tegels eruit gehaald, en vervolgens een appelboom en een buddleia geplant, klimop tegen de schutting gezet en alle beschikbare grond ingeplant of – gezaaid met insectenvriendelijke planten. Er staat een schaal water voor vogels om in te badderen, een huisje waar we regelmatig wat voer in strooien en we leggen elk jaar een paar scheppen scherp zand neer voor de mussen zodat ze een zandbad kunnen nemen. Met andere woorden, we hebben voorwaarden geschapen zodat de natuur terug kon komen.

Egelprenten

Binnen no time hadden we een blijkbaar een egel in de tuin. Regelmatig lag er namelijk een kleine zwarte drol van bijna een centimeter dik en een halve vinger lang tussen de planten. Er zaten talloze onverteerbare resten van insecten in, vooral rugschilden van kevers. En tot onze grote vreugde was de egel zo sportief om even door het mussenzandbad te wandelen. Daardoor konden we ook zijn prenten bewonderen. Kenmerkend voor egelvoeten zijn de wat worstachtige tenen en soms lange nagels. De afdrukken van de verschillende voeten staan altijd dicht bij elkaar.

Prenten van een egel in het mussenzand
Prenten van een egel in het mussenzand

Rupsenpoep

Een paar jaar later kwam een collega eens met een luciferdoosje vol ‘dropjes’ aanzetten. ‘Jij weet vast wel wat dit is’, legde hij de lat hoog. Ik vermoedde dat het keutels waren van een of ander insect maar verder kwam ik niet. Maar dan begint het leukste onderdeel van de ‘dierspoorkunde’: net zo lang zoeken totdat je een antwoord gevonden hebt. De keutels lagen onder een ligusterhaag en dus leek het voor de hand dat ze van een insect waren dat in of van liguster leeft. Na een korte zoekactie vonden een joekel van een rups van de ligusterpijlstaart die inderdaad de producent was van de typische, afgebroken maiskolf-achtige uitwerpselen. Later vond ik soortgelijke poepjes, maar dan kleiner van koolwitjes die de koolplanten in mijn moestuintje een kopje kleiner maakten.

Poep van de rups van een ligusterpijlstaart
Poep van de rups van een ligusterpijlstaart

Vogelsporen

Terug naar mijn eigen tuin. Sinds het groen de overhand heeft gekregen, zijn ook de vogels teruggekeerd. Eerst een paartje koolmezen, daarna pimpelmezen, merels, roodborst, spreeuw en sinds een jaar of drie hebben we een hele mussenfamilie die onze tuin als hun thuis beschouwd. Ze vreten ons bijkans arm, maar geven daar ook veel voor terug. Zo laten ze als dank geregeld een uitwerpsel achter op de klimop. Vogelpoep heeft een heel kenmerkend wit omhulsel, ook wel een urinekapsel genoemd. In tegenstelling tot zoogdieren hebben vogels geen gescheiden afvoerkanaal voor urine en poep, maar een zogenaamde cloaca. Daardoor komen beide afvalstoffen tegelijk naar buiten. Vogelpoep is dus goed te herkennen aan dat witte kapsel. Maar let op, het spoelt er ook heel makkelijk af door de regen waardoor het overgebleven vaste deel ineens op een uitwerpsel van een zoogdier lijkt.

Uitwerpsel van een mus op de klimop met het typische witte urinekapsel
Uitwerpsel van een mus op de klimop met het typische witte urinekapsel

Slakkengangetje

Waar ze vandaan kwamen weet ik niet, maar ineens miegelde het ook van de slakken in ons minituintje. Het moestuintje van vier vierkante meter dat we in het begin nog hadden bleek een kansloze missie. De rupsen van koolwitjes vraten zoals gezegd de koolplantjes op en de slakken zo’n beetje alles wat er verder nog stond aan groente. Zelfs van de courgetteplant bleef bijna niets over. Uiteindelijk hebben we de groenteteelt verplaatst naar een serieuze moestuin. De slakken waren er niet blij mee. Nog steeds vind ik huisjes van bijvoorbeeld de segrijnslak. En zo’n slakkenhuis kun je natuurlijk als een dierspoor beschouwen. Minstens zo leuk is trouwens om te kijken hoeveel levende slakkensoorten er in je tuin voorkomen. Als je een beetje je best doet, zal je verbaasd zijn hoeveel variatie daar ook weer in te vinden is. In mijn tuintje vond ik al vijf verschillende soorten naaktslakken. De Nederlandse Malacologische Vereniging heeft een prachtige zoekkaart uitgegeven om slakken met en zonder huisje op naam te kunnen brengen.

Verweerd huisje van een segrijnslak
Verweerd huisje van een segrijnslak

Trechterweb

Van weer een heel andere orde zijn de sporen die verschillende spinnensoorten in je tuin achterlaten. Een van de mooiste is wat mij betreft het ‘web’ van de zogenaamde trechterspinnen. Dat is een familie met veertien verschillende soorten die allemaal een nogal slordig web weven met daaraan vast een soort vluchtgang in de vorm van een trechter of koker. Trechterspinnen kun je ook ín huis tegenkomen, de bekende grijze huisspin is bijvoorbeeld een trechterspin. In je tuin moet je vooral zoeken tussen de struiken vlak boven de bodem. Speciaal voor dit soort kleine kruipers heb ik trouwens een stuk van een eikenstam half ingegraven. Ook voor verschillende soorten pissebedden is dat weer een paradijsje.

Web van een trechterspin
Web van een trechterspin

Gemier

Ik weet niet of je al afhaakt bent, maar ik kan zelfs over mijn kleine tuintje eindeloos doorpraten omdat er zoveel te zien is. Zo hebben de zwarte wegmieren de kieren tussen de stoeptegels weer open gegraven. Voor mijn moeder was dit vroeger aanleiding om er een ketel koken water over heen te gooien, maar ik geniet vooral van de enorme bedrijvigheid. Helemaal fascinerend wordt het als ik de plek weet te vinden waar ze hun vee melken, want zo kun je dat toch wel zien. Mieren houden dan wel geen koeien, maar bladluizen. Die zitten meestal op de blaadjes van de balsempopulier of geranium die op ons terras in potten staan. De mieren bewaken de luizen tegen rovers en als wederdienst krijgen ze daarvoor honingdauw, een zoete substantie die de luizen uitscheiden en waar mieren dol op zijn.

Beginnend nest van de zwarte wegmier tussen de stoeptegels
Beginnend nest van de zwarte wegmier tussen de stoeptegels

Mooie patronen

Tot slot dan, nog een laatste dierspoor uit mijn eigen tuintje. In de klimopbladeren ontdekte ik onlangs talloze bruine omrande gaten. Meestal is dit het werk van zogenaamde bladmineerders. Dit zijn de larven van verschillende soorten insecten die eten van het mesofyl, een dun laagje weefsel van het blad. Er zijn ontzettend veel verschillende mineerders, die soms waanzinnig mooie patronen achterlaten. In dit geval gaat het waarschijnlijk om het vraatspoor van een schildluis. Van welke specifieke soort weet ik nog niet, maar dat maakt het zoeken naar diersporen juist ook zo leuk. Je kunt zomaar weer een volledig nieuwe wereld ontdekken. Zelfs in je eigen achtertuin.

Vraatspoor van een schildluis in het blad van klimop
Vraatspoor van een schildluis in het blad van klimop
reageren

geef een reactie

  • Richard Bosker
    23 september 2023 om 12:32

    Heeft u het vraatspoor van een schildluis in het blad van klimop al op naam kunnen brengen?
    Met vriendelijke groet,
    Richarx

    • AAldrik Pot
      25 september 2023 om 09:29

      Dag Richard,

      Helaas. Er is maar weinig gepubliceerd over deze soortgroep en ik kom er niet verder mee.

      Met vriendelijke groeten,

      Aaldrik

  • Han Messie
    21 mei 2020 om 09:29

    NACHTEGAAL

    Mocht die vogel zich
    overdag uitleven, ’t was
    gewoon een zanger.
    Zijn stem bij vollemaansnacht
    krijgt echter de hoogste lof.

  • Piet Westbroek
    16 april 2020 om 09:44

    Geachte Heer Pot. Beste Aaldrik. Hartelijke dank voor deze boeiende en – bovenal – leerzame informatie. Elke tuinliefhebber, waaronder mijn persoontje, kan hier zijn/haar voordeel mee doen.

    De afgebeelde relatief kleine tuin is ‘vol-van-fantasie’ waarbinnen het ‘goed-toeven-is’ voor genoemde vogeltjes en verdere beestjes.

    Over leerzaam gesproken. Ben zo vrij om ook eens een bad van zand’ aan te brengen in onze tuin. De waterbakken blijven – merkwaardig genoeg – vaak onaangeroerd.

    Ben blij met alle genoemde details. Zo ga ik er verder ‘mee-aan-de-slag’

    Het zou misschien aardig zijn om natuurfreaks de mogelijkheid te bieden foto’s aan te leveren van ‘hun ontworpen tuin’. Een omschrijving daarbij kan zo wellicht bijdragen aan het verminderen van fantasieloze (lees: tegeltuinen) waar geen vogeltje iets te zoeken heeft.

    Zo kan Staatsbosbeheer haar voordeel doen met ervaringen van ’tuiniers’ en informatie/ideeen worden gedeeld. Win-win situatie !!

    Ideetje ??

    • aaldrik
      16 april 2020 om 22:18

      Dag Piet,

      Bedankt voor je reactie. Ik zal het voorleggen aan de redactie van Staatsbosbeheer. Hier op het blog is het wat lastig foto’s delen van volgers, maar er zijn vast andere kanalen voor.

      Met vriendelijke groeten,

      Aaldrik Pot

    • Maria
      26 juli 2020 om 11:38

      Dank je wel voor de informatie. Dan is de egel toch weer terug in onze tuin, denk ik, hoop ik. En dat scherp zand voor de mussen ga ik ook doen. Super.

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog