Mierennesten op de Veluwe steeds kleiner
De mierenhopen langs een pad in het bos kent iedereen wel. Als je er naar kijkt lijkt het alsof de mieren doelloos door elkaar lopen, maar achter dat gewriemel gaat een goed georganiseerde mierenmaatschappij schuil. De mierennesten zijn de laatste tijd een stuk kleiner geworden. In mijn jeugd zag je reusachtige mierenhopen op de kale bodem in de grove dennenbossen. Er zijn nog wel mierennesten, maar het tiert niet meer zo als vroeger.

Omgewoeld
Vorige week heb ik met boswachter Harry Hees in verschillende bossen wat rondgelopen, op zoek naar nesten van de rode bosmieren. Hij inventariseert namelijk al jaren de mierennesten voor Staatsbosbeheer in de bossen van de Veluwe. Harry nodigde mij uit om eens mee te lopen langs een aantal mierennesten die nauwelijks worden vernield door bosdieren. In de bossen bij Boeschoten volgt hij al jaren de ontwikkeling van enkele grote mierennesten. Het is een sterk geslacht dat op die plek steeds weer overleeft. De mieren halen hun voedsel, bladluizen, rupsen en insecten, uit de kruinen van de dennen.
Aangekomen bij drie prachtige mierenhopen was het wel een beetje een teleurstelling, want de nesten waren uitgegraven. Zo te zien niet door wilde zwijnen, want die gooien het hele nest uit elkaar. Kennelijk hebben dassen, vossen of misschien wel boommarters in de nesten zitten graven. Daar hadden we niet op gerekend.
In het bos zijn grote kuilen gemaakt. Dat is het werk van de wilde zwijnen. Ze hebben overal gezocht naar eikels. De zomereiken hebben vorig jaar niet gedragen. Alleen de Amerikaanse eiken hebben wel eikels gehad, maar deze eiken staan lang niet overal in de bossen. In de afgelopen winter waren er nauwelijks eikels van betekenis.
Voedselgebrek
Harry: ‘Meestal blijven deze grote nesten onaangeroerd. Kennelijk hebben dassen en vossen, vanwege voedselgebrek, gezocht naar iets eetbaars. Dit is in ieder geval geen werk van zwijnen, want die gooien een mierennest helemaal uit elkaar. Onder sommige boomstronken zit een muizennest. Moet je eens kijken hoe diep de zwijnen in de grond graven om bij een nestje met jonge muizen te kunnen komen.’ Iets verderop zit een groot mierennest verweven in de stronk van een omgewaaide douglas. ‘Dat is goed,’ zegt Harry, ‘want nu kunnen de bosdieren niet gemakkelijk bij de kern van het nest komen. Rode bosmieren zijn geweldige bouwmeesters. Bij verstoring beginnen de mieren meteen het nest weer op te bouwen of ze verhuizen naar een andere boomstronk in de omgeving.’

Last van het gras
Het is natuurlijk heel slecht voor de mieren als het nest vlak voor de komende winter wordt vernield. Mieren hebben het toch al zo moeilijk, omdat er tegenwoordig gras groeit in de naaldbossen. Door de jaren heen is de humuslaag wat dikker geworden. Bovendien wordt veel stikstof in de lucht aangevoerd, met het gevolg dat in de dennenbossen gras gaat groeien (bochtige smele). De rode bosmieren hebben daar veel last van. Het verslepen van takjes en naalden naar hun nest wordt een lijdensweg vol obstakels door het gras. Hierdoor moeten ze steeds verhuizen of sterven zelfs uit.
Daarom is het zo belangrijk dat de nesten van rode bosmieren geïnventariseerd worden. Harry Hees is boswachter inventarisatie flora en fauna en inventariseert deze in de bossen op de Veluwe. De mierennesten worden op een kaart ingetekend en later weer nagelopen of ze nog aanwezig zijn of verdwenen. Zo ontstaat in de loop der jaren een goed beeld van het voorkomen van de nesten van de rode bosmieren.
Gerrit de Graaff, vrijwilliger inventarisatie flora en fauna en coördinator natuurwerk
Naar het artikel ‘De wereld van…. Gerrit de Graaff’, verschenen in de Barneveldse Krant op 10 oktober 2015.
geef een reactie
Hans van den Bos
Hebben jullie aanwijzingen dat het misschien mensen zijn geweest die de nesten hebben vergraven? Zo ja, welke?
veluwe
Dag Hans,
Het is niet (meer) zichtbaar of het vogels, dieren of mensen zijn geweest.
Het zijn geen wilde zwijnen geweest want de nestinhoud (eieren en larven, broed) is er via het midden zorgvuldig uit gehaald. Wilde zwijnen zouden veel meer en grotere wroetplekken achterlaten.
Groet van de Veluwe,
Harry Hees
Boswachter Inventarisatie & Monitoring