www.boswachtersblog.nl/ Zuid-Holland

Gedrag van reeën in de wintermaanden

11 december 2011 staatsbosbeheerzuidholland in Zuid-Holland

In de wintermaanden is het gedrag van reeën anders dan in de zomer. Zo leven de bokken in de zomermaanden solitair en ook de geiten lopen vaak alleen rond met hun kalf. Bij het aanbreken van de winter, in de maand november zie je plotseling her en der dat reeën groepjes (een sprong) gaan vormen.

In zo’n sprong kun je allebei de geslachten met verschillende leeftijden tegenkomen. Dit in tegenstelling tot de zomermaanden waarbij met name de bokken geen andere bokken tolereren in hun territorium.

Dus van territoriaal in de zomermaanden worden de reeën in de winter opeens sociaal.

Dat reeën een sprongen gaan vormen heeft als rede dat veiligheid (zicht en dekking) minder aanwezig is in winter en uiteraard het voedsel (bladeren en knoppen) aanbod wordt schaarser. Gezamenlijk gaan ze op zoek naar voedsel en kunnen een aantal dieren de omgeving in de gaten houden, terwijl de andere aan het foerageren zijn.

Naast dat de reeën “sociaal” worden, zien de bokken er ook anders uit in de wintermaanden.

In de maanden november en december verliezen de namelijk reebokken hun gewei. Het afwerpen (verliezen) van het gewei heeft te maken met hormonen en botcellen (osteoclasten) . Het gewei heeft als functie om te imponeren en te verdedigen, overigens wordt er niet heel erg veel gevochten in de bronsttijd en fungeert het gewei grotendeels als middel om boompjes mee te schuren met als doel; het territorium af te bakenen. In de bronstperiode van reeën, die valt in de maanden juli en augustus zijn de bokken grotendeels de gehele dag bezig met het afbakenen van hun territorium en het wegjagen van andere bokken. In deze periode is het testosterongehalte het hoogst en is de aanhechting van het gewei op de kop het stevigst. Na de bronstperiode daalt het testosterongehalte en hierbij wordt ook de aanhechting op de kop zwakker. Na ongeveer 3 á 4 maanden na de bronst (geldt ook voor dam- en edelherten) is het testosterongehalte op het laagst en is langzaam aan de aanhechting op de kop “opgelost” door de botcellen (osteoclasten). In deze periode begint het ‘afwerpen”.

Direct na het afwerpen van het gewei is de aanhechting op de kop een beetje bebloed en open. Dit gedeelte noemt men ook wel de “zegel”. De zegel is binnen 2 dagen dichtgegroeid en dan begint de opbouw van het nieuwe gewei. Het groeiende gewei is omgeven door een fluweelachtige huid waardoor de bouwstoffen voor het nieuwe gewei wordt aangevoerd. De huid om het gewei wordt ook “bast” genoemd. Na ongeveer 4 maanden (maart/april) is het bastgewei volgroeid en uitgehard en begint het “vegen”. De huid gaat scheuren en de basthuid wordt aan boompjes en struiken afgeveegd/geschuurd. De combinatie van bloed (de basthuid is levend weefsel) en boomsap, zorgt ervoor dat het gewei een mooie bruine kleur krijgt.

In het voorjaar (maart/april) zijn de geweien weer als nieuw en komen ook weer de eerste knoppen en bladeren aan de bomen en struiken. In deze periode gaan de “sprongen” weer uit elkaar en worden de dieren weer territoriaal. De bokken kunnen gelijk hun nieuwe gewei gebruiken om de beste territoria te bemachtigen en af te bakenen.

Een wissel (vaste route van een ree) onder het hek door

Met een beetje geluk vind je soms een afworpstang. Deze lag naast een hek, langs het ruiterpad in Berkheide.

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog