Boeken over Bomen #1: De geur van bomen

De geur van bomen is overal om ons heen, meldt de Amerikaanse hoogleraar biologie David Haskell. Ook wanneer we niet in het bos zijn en bijvoorbeeld van een gin-en-tonic nippen, olijfolie in ons eten gebruiken, een vuurtje stoken, en in sommige gevallen zelfs wanneer we een boek openslaan. Haskell schreef Thirteen Ways to Smell a Tree, waarin hij verslag doet van zijn zoektocht naar verhalen achter de geur van bomen. Zijn publicatie laat zien dat er, veel meer dan de meeste lezers zullen vermoeden, verwevenheden zijn tussen de menselijke wereld en die van de bomen.
Niet het complete verhaal
Ik ben blij met wat Haskell mij aanreikt. Maar om het verhaal compleet te krijgen, moet ik er zelf wel het een en ander bij opzoeken. Zo vertelt hij het interessante verhaal van de Little Trees, dat zijn die luchtverfrissers in de vorm van een dennenboom die je aan de achteruitkijkspiegel in de auto kunt hangen. Meestal verspreiden die een ziekelijk aroma dat niet aan de natuur doet denken. Ze zijn oorspronkelijk (tussen 1952 en 1954) ontwikkeld door Julius Sämann. Die was voor de Nazi’s gevlucht uit Duitsland en had in Canada onderzoek gedaan naar het isoleren van geurmoleculen uit met name de balsemzilverspar. (Lees ik in een artikel in The New Yorker dat ik er bij pakte). Het verhaal wil dat hij later in Watertown (in de staat New York) op het idee kwam zijn kennis toe te passen nadat hij de auto van de melkboer had geroken waarin melk gemorst was. Die eerste boompjes die Sämann ontwikkelde waren verpakt in cellofaan dat je in zes weken tijd van boven naar beneden afrolde om je steeds van nieuwe geurstof te verzekeren.
Hoewel die boompjes nu de indruk wekken vooral derivaten uit de petrochemische industrie te bevatten, verspreiden ze wel degelijk natuurlijke stoffen. Haskell zit in een taxi waarin zo’n boompje aan de spiegel hangt, belandt in een file en hij vertelt: ‘ Uit de uitlaten van auto’s walmen stikstofoxide en nevenproducten van benzine. In die damp ontstaat onder invloed van het zonlicht ozon. De auto verandert langzaamaan in een chemisch experiment. Monoterpenen, oorspronkelijk van bomen [en op dit moment wasemend uit de Little Tree], vormen een mengsel met stikstofoxide en ozon van het verkeer…’ Hij houdt een slag om de arm over hoe gevaarlijk dat is, maar waarschijnlijk tast het (long)weefsel aan. Het punt dat Haskell wil maken is: dat gebeurt ook in de grote wereld, waar geurmoleculen van bomen een totaal onverwachte rol kunnen spelen in met name stedelijke luchtvervuiling. Wanneer er al sprake is van sterke zoninstraling en fossiele verbrandingsproducten dan wordt die mix schadelijker als ze zich kan hechten aan geurmoleculen van bomen. Hoe dat precies werkt kom ik niet achter. Maar ik neem het voor waar aan. De oplossing? Plant bomen die weinig isoprenen afgeven zoals esdoorn en linde. Het is mij niet helemaal duidelijk hoe het dan zit met die overweldigende geur van juist lindebomen. Gaat het daar om andere molecuulstructuren?
Bloesem
Terwijl Thirteen Ways to Smell a Tree afsluit met een indrukwekkende literatuurlijst, maakt het boek toch de indruk bij elkaar gegoogeld te zijn. En natuurlijk is het flauw om het te hebben over wat er niet in staat, maar bloesem! Om dat onderwerp kun je toch eigenlijk niet heen wanneer het over de geur van bomen gaat. Ik zou zo ver willen gaan dat de geur van bepaalde bloesems bij de identiteit en geschiedenis van een gebied hoort, zoals die van de meidoorn bij Zuid-Limburg en delen van Zeeland. Of om het dichter bij huis te houden voor Haskell: de Magnolia grandiflora (valse tulpenboom) bij het Zuiden van de VS. Zijn geur is gewoon ‘the South’, met die hele geschifte geschiedenis die daarbij hoort. De boom werd op tal van plantages aangeplant en zowel het grote huis als de verblijven van de tot slaaf gemaakten waren in het voorjaar doortrokken van zijn zoete lucht.
Raadsels en geurgeheugen
Nogmaals: Haskell vertelt echt interessante zaken. Over de mountain bark beetle (‘bergschorskever’, Dendroctonus ponderosae) bijvoorbeeld die aan de Ponderosaden knaagt. Het dier neemt daarbij geurmoleculen op en gebruikt die om een specifiek feromoon samen te stellen dat op zijn beurt soortgenoten van de kever aantrekt, met een massale aanval op de boom als gevolg.
Terwijl Haskell het wel heeft over receptoreiwitten en hersendelen waar geur ‘geïnterpreteerd’ wordt, zegt hij niet wat ik nou juist zo spannend vind: we weten niet precies hoe ons reukvermogen werkt! Wat het boek vooral doet, is je na te laten denken over de eigen ervaring. Ik groef in mijn geurgeheugen en vond: hoe gedroogd eikenblad zoet ruikt, populier de meest herfstige geur voortbrengt. En ineens was daar ook de bittere reuk van Amerikaanse vogelkers, de nobele rot van humus en bladaarde en, jaren niet meer aan gedacht: het zoete en alcoholische parfum dat in het najaar in de oude pruimenwei hing waar de grond bezaaid was met fruit in alle staten van ontbinding. Eigenlijk hoort ook de geur van kerkwierook erbij, die ontstaat namelijk na het branden van olibanum, de hars van de Boswellia.
Extra’s
Tot slot: Haskell is een auteur en onderzoeker die de lezer pleziert. Hij vroeg violiste Katherine Lehman om voor alle dertien hoofdstukken een klein werk te componeren. Beluister haar via soundcloud. Voor haar betekenen bomen nog veel meer dan geur. Lehman: ‘Ik heb duizenden uren van mijn leven doorgebracht terwijl ik sparrenhout, ebbenhout en palissander in de vorm van een viool tegen mijn lichaam hield’.
Haskell schreef meerdere boeken over bomen; zijn debuut The Songs of Trees kreeg in het Nederlands de titel Het geheime leven van bomen. Ik ga het zeker bespreken, maar voor nu laat ik hem zelf aan het woord.

geef een reactie