Taal is zeg maar echt heur ding
Paulien Cornelisse heeft natuurlijk twee hilarische publicaties over taal op haar naam staan. Maar het fijnste boek over dat onderwerp is toch Het dialect van de adel (1991 alweer) van Agnies Pauw van Wieldrecht.
De schrijfster geeft een prachtig inkijkje in een verdwenen (?) wereld. Ze doet, aan de hand van anekdotes en woordenlijsten, precies wat de titel zegt: beschrijven hoe de adel een eigen taalgebruik kent. Of kende, Pauw van Wieldrecht geeft toe dat het dialect zo goed als uitgestorven is. Maar losse woorden of accenten zullen wel blijven, schrijft ze.
En dat is zo. Vorige week hoorde ik op een ‘landdag’ van Staatsbosbeheer nog Nathalie van Verschuer praten over jam, uitgesproken als ‘dzjèm’. Ook verhaalde zij dat het vroeger ‘woei’ in de oude schuren. Dat zijn brokstukken adelsidioom.
Echt grappig wordt het in Het dialect van de adel wanneer gezegd moet worden wat men niet liever niet uitspreekt. ‘W.c’ zal ze niet eens schrijven, laat staan zéggen. Dat wordt ‘even verdwijnen’.
Het benadrukken van de sociale groep (‘stand’) waartoe men behoort, wat heel makkelijk kan door een andere groep te benoemen die je van je eigen partij uitsluit, is zwaar verboden. Het woord ‘burgerlijk’ krijgt Pauw van Wieldrecht dan ook niet over de lippen. “Behalve in combinatie met trouwen bij de burgerlijke stand.” Ze kan niet nalaten hier een grap aan toe te voegen: “En het onuitstaanbare jongetje vroeg:‘En waar trouwen WIJ dan?’”.
Adel ben je of niet. Je kunt het, hoe je ook ‘omhoog trouwt’, niet écht worden. Dat was natuurlijk ook zo’n onderwerp waar je niet zomaar over sprak. Dat ging omfloerst. Agnies Pauw van Wieldrecht hierover: “De Fransen gebruikten eveneens omschrijvende bewoordingen: ‘Est-elle née?’ en als dat tegenviel: ‘Elle n’est donc pas née?’ Hierdoor hoorde men wel eens in het Nederlands: ‘Oh, zij is helemaal née!’”.
In dit Jaar van de Buitenplaats is het boekje trouwens een rijke bron van informatie. Een heel hoofdstuk is gewijd aan ‘Buiten’.
En wat nou zo leuk (‘verboden woord tot1935’) is, Pauw van Wieldrecht beschrijft Broekhuizen, de buitenplaats waarvan Staatsbosbeheer het park beheert.


geef een reactie
Here’s something for the weekend #147 | BuitenPlaatsen
[…] Agnies Pauw van Wieldrecht schreef in het verrukkelijke boekje Het dialect van de adel (1985) dat in blauwbloedige kringen ‘vroeger’ (dat zal dus ergens voor de oorlog geweest zijn) wel aanhalingen uit Duitse gedichten gebruikt werden. Een daarvan was : “Die schönen Tage in Aranjuez sind nun zu Ende.” (Ze meldt er bij dat die tekst al lang geleden vervangen is door: “Ils sont passés ces jours de fête.”). Het feest is afgelopen. Maar welk feest? Even nog dacht ik er een verkapte rouwklacht over het ancien régime in te lezen. Het schijnt toch om een meer algemene opmerking te gaan, waarin wel een zekere melancholie doorklinkt over wat voorbij is. De Duitse tekst is trouwens de openingszin van Don Karlos van Schiller uit 1787, een nogal langdradig ‘dramatisch gedicht’ dat zich afspeelt tegen de achtergrond van de Opstand. Aranjuez, de buitenplaats (‘zomerresidentie’) van de Spaanse koningen sinds de zestiende eeuw, riep ook bij de Spaanse componist Joaquín Rodrigo (1901-1999) gevoelens van heimwee op. Hij had in de stad gewoond, kende de koelte die de lanen en parken boden in de zomers die de rest van het omringende land verzengden. In 1939 schreef hij Concierto de Aranjuez. Hij verbleef toen in Parijs, gevlucht voor de burgeroorlog die het land kapot maakte. De dartele opening van het stuk lijkt blijdschap uit te drukken; na een tijd van kou en regen is het weer fijn buiten. Het tweede deel, het adagio is wereldberoemd geworden. (Het werd ook gespeeld bij de opening van het Buitenplaatsenjaar in 2012 in de Andrieskerk in Amerongen). Zelfs als je denkt het niet te kennen, heb je ‘t vast wel in reclames of films gehoord. Het schijnt trouwens helemaal niet ingegeven te zijn door de schoonheid van Aranjuez, maar door de vertwijfeling van Rodrigo na het verlies van zijn kindje. Rodrigo noemde een nieuw werk, gebaseerd op het adagio, En Aranjuez con mi amor. Het is ook door en voor tal van artiesten uit de ‘lichte muziek’ bewerkt. Ik vind die kitsch. “In un giorno lontana…” zingt Dalida, en in het frans gaat het over een langvervlogen meimaand. Aber schön war es doch. […]