www.boswachtersblog.nl/ BuitenPlaatsen

Nature morte

4 december 2014 Kunsthistoricus Marcel van Ool in BuitenPlaatsen

Boompje groot, plantertje dood is een cliché dat je vroeger nog weleens in de bosbouw hoorde. Het moest vooral aanzetten tot een slimme planning zodat de houtoogst goed verdeeld is over de jaren en de verschillende soorten en percelen. Maar in de gebieden van Staatsbosbeheer staan niet alleen maar bomen voor hun opbrengst. Er zijn honderden bijzondere of monumentale bomen. En die ‘zijn soms op’. Wat doe je dan? Op praktisch alle buitenplaatsen en landgoederen speelt het probleem dat grote delen van het park in een keer zijn aangelegd en dus ook ongeveer tegelijk op hun mooist zijn en daarna, vaak letterlijk, instorten. Vooral bij lanen kan dat tot moeilijke overwegingen leiden. Bij hoeveel uitval is er nog sprake van een laanbeeld? En wanneer houd je een ‘bek met rotte tanden’ over? En zijn die overblijfselen eigenlijk niet ook heel erg de moeite waard? Omdat ze bij het oorspronkelijk ontwerp horen, of omdat ze nu, in hun verval, geweldig zijn voor insecten, vleermuizen, vogels, paddestoelen en mossen? Moeilijk, moeilijk. Maar zeker op de buitenplaatsen ben ik geneigd tot het grote gebaar: solitairen (dus losstaande bomen) kunnen prachtige ruïnes opleveren. Vooral laten gaan. Bij lanen ben ik al snel voor algehele kap en opnieuw inplanten. En wanneer dood hout niet specifiek bij het ontwerp hoort, moet het uit het zicht, bijvoorbeeld dieper in een bosvak.
berceau b.bMaar ga je in de praktijk kijken, dan werkt het niet zo van grote stappen snel thuis. Alles is maatwerk, per plek verschillend.
In het Baarnse Bos, in de achttiende eeuw bekend als De Eult en in feite het overpark van Soestdijk dat de Oranjes toen als buitenplaats gebruikten, liggen geweldige berceaux. Dat zijn loofgangen, in dit geval van eik en beuk, waaronder je beschut kunt wandelen. Daar waren na 250 jaar wel behoorlijk de gaten in gevallen. Toch kiest Staatsbosbeheer hier voor herstel; op plekken waar bomen zijn uitgevallen, worden nieuwe geplant. De jongelingen gaan voor het oog al snel op in het geheel. (Bij hoogopgaande bomen is dat anders). En dan de boel goed in het onderhoud: om de twee jaar worden de omhoogstekende takken weggehaald om de tunnelvorm te behouden en zijwaartse groei te bevorderen. Dat is kostbaar handwerk dat alleen maar met subsidie kan worden uitgevoerd.
Op Elswout staat, net uit het midden, maar best pontificaal voor het Grote Huis een bruine beuk. Hij is al jaren dood maar zijn silhouet bepaalt het aanzicht van de buitenplaats. De beuk is geplant ter gelegenheid van de geboorte van Willem Borski III in 1834. Het is aannemelijk dat landschapsarchitect J.D. Zocher jr. in die tijd op Elswout werkte en dat de boom bewust geplant is op die centrale plek. Of die beuk per se vervangen moet worden, ach. Maar ik zou het geweldig vinden als met het boomlijk iets bijzonders gebeurt. Ik schreef al eens over het super initiatief van Tafelboom in Utrecht, waarbij bewoners betrokken worden bij de laatste fase van ‘hun’ bomen en het nieuwe leven dat het hout ingaat, bijvoorbeeld als gebruiksvoorwerp. Doen!
De lindenlanen aan weerszijden van de hertenbaan waarin de beuk staat, zijn trouwens achttiende-eeuws. Van deze bomen heeft Staatsbosbeheer entmateriaal genomen zodat in de toekomst met authentiek plantmateriaal gewerkt kan worden.
apostellindeHelemaal bijzonder is het in het Groningse Ter Apel. Daar stond bij het klooster tot voor kort de machtige Twaalf Apostelenboom, zogenoemd vanwege zijn kroon die door twaalf kruinstammen gedragen werd. Wie oude afbeeldingen van deze winterlinde naast elkaar legt, kan zijn verval goed volgen. In 2008 restte niet meer dan een klein stuk holle onderstam, die echter elk jaar uitliep met talloze twijgen. Staatsbosbeheer verzamelde enthout en de meer dan staak apostellinde450 jaar oude veteraan, heeft nu 48 nazaten. In 2013 constateerde men dat de boom echt op was. Volgend jaar bestaat het klooster 550 jaar en ter ere daarvan zou een nieuwe linde geplant worden. Maar! ik was er vorige week en de oude rot heeft een staak geproduceerd!
Elizabeth von Arnim, schrijfster van The enchanted April (1922) had het niet mooier kunnen verzinnen. (“She had heard of dried staffs, pieces of mere dead wood, suddenly putting forth fresh leaves, but only in legend. She was not in legend…Dignity demanded that she should have nothing to do with fresh leaves at her age; and yet  there it was – the feeling that presently, that any moment now, she might crop out all green.”). Ik ga er niet over, maar ik zou die nieuwe linde ergens anders planten. Een levende legende moet je niet in de weg zitten.

Met dank aan Bert van Os (beheer & productie), Hein Kuiper en Jelka Vale (Ter Apel), Rein Berends (Baarnse Bos) en Marieke Schatteleijn (Elswout).
Naschrift: experts zijn er nog niet over uit of het verhaal in Ter Apel wel zo mooi is als het lijkt. Mogelijkerwijze is ‘de nieuwe uitloper’ niet van de oude linde maar een compleet andere boom. Verder onderzoek moet dat uitwijzen. 

 

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog