www.boswachtersblog.nl/ BuitenPlaatsen

Here's something for the weekend #150

30 januari 2015 Kunsthistoricus Marcel van Ool in BuitenPlaatsen

Wat wij ons voorstellen bij een écht bos is vaak ingegeven door de beelden die we er ons van vormen in onze kindertijd. En wie is niet opgegroeid met de sprookjes van de gebroeders Grimm waarin het wemelt van de oude bossen, dichte wouden en geheimzinnige open plekken tussen het geboomte? De laatste complete vertaling van de Kinder- und Hausmärchen uit 2005 levert een schat aan bosplaatjes op. Kijk maar, dit zie je onmiddellijk voor je: “…Dicht bij het paleis van de koning lag een groot donker bos en in dat bos, onder een oude lindeboom, was een bron…”(uit De kikkerkoning). En we kunnen ons alles voorstellen bij “Aan de rand van het bos woonde een boswachter met zijn gezin” (uit Vondevogel). Soms wordt er iets kostbaars in het bos gevonden maar vaker nog is het een verbanningsoord waar je verdwaalt (Hans en Grietje!). Ook een geheimzinnig huisje in het bos komt veel voor. Soms vormt dat een veilige have (Sneeuwwitje bij de dwergen) maar meestal schuilt er iets kwaads, zoals een heks. Al deze sprookjes zijn ooit uit de volksmond opgetekend en in de negentiende eeuw door de gebroeders verzameld. Veel van de sprookjes zijn eeuwenoud en bestaan in allerlei vormen. Door geschiedkundigen is later bijvoorbeeld een ‘oertekst’ van Roodkapje ontdekt uit 1025.

Naast de sprookjes zijn er ook tal van ridderverhalen uit de middeleeuwen waarin het bos een belangrijke plaats inneemt. In de vertellingen is het woud meestal donker, onbewoond of juist vergeven van rovers of wilde beesten en fabeldieren en soms reuzen, net zoals in de sprookjes. Het is een oord van beproeving, inwijding en loutering waarin de ridder dikwijls voor moeilijke keuzes wordt gesteld. Bekend is het beeld van de ridder (of in andere verhalen een jongeling) op de tweesprong waar hij kan kiezen tussen een brede, makkelijk begaanbare weg en een smal moeilijk te betreden pad. Met enige Bijbelkennis in het achterhoofd weten we dat de verleiding van de brede weg naar de verdoemenis voert. Maar als de hoofdpersoon, op zichzelf teruggeworpen, kiest voor de moeilijke weg, dan vindt hij zijn ware ridderschap.

Wie zich in zo’n uitgestrekt woud begeeft laat de beschaving van burcht, stad of dorp achter zich en betreedt een domein waar andere regels gelden. Alleen wie zich aan de maatschappij wilde ontrekken verbleef er voor langere tijd, zoals rovers. Of kluizenaars die er in hun zelf gekozen eenzaamheid op zoek gingen naar religieuze verdieping. Er werd natuurlijk ook eeuwenlang gejaagd, hout gekapt en gesprokkeld, vruchten, paddenstoelen en honing geoogst en vee geweid. Maar het is veelzeggend dat in de negentiende eeuwse burgermaatschappij de laatste Nederlandse ‘oerbossen’ werden opgeruimd. Ze waren praktisch ontoegankelijk (want bijvoorbeeld heel nat) en van weinig economisch nut. Hun (min of meer) natuurlijke staat vervulde menigeen met afschuw. Hier een wandelaar aan het woord die voor de sloop in 1870-71 het Beekbergerwoud bij Apeldoorn had betreden: “denk u een nachtverblijf in zulk een eenzaam woud, als bij ’t vallen van den avond het akelig gekrijsch van de nachtuil u in ’t oor klinkt, als de wormen die wemelen en de slangen die schuifelen aan uw voet, zelfs de gedachte om u uit te strekken op den grond u onmogelijk maken, als de verscheurende dieren hun holen verlaten en azen op hun prooi. Zoudt ge ’t oogenblik niet zegenen waarop gij verlost werd uit zulk een helsche wildernis en de lichten van de stad u uit de verte vriendelijk tegenblonken?” Nu zou datzelfde woud een topattractie zijn![youtube https://www.youtube.com/watch?v=sNVGDZHRJXM]

In de jaren tachtig van de vorige eeuw schreven Stephen Sondheim en James Lapine de musical Into the Woods. Het is een hash van verschillende Grimmsprookjes. Voor de film, die in Nederland net uit is, heeft regisseur Rob Marshall samen met Lapine de plot vereenvoudigd en de boel wat minder bloederig en seksueel gemaakt (het is een Disney). Meryl Streep is de beste heks ooit. Maar daar ging ik niet voor naar de film. Trouwens ook niet voor de liedjes (oef). De bossen (soms wouden genoemd, in een sprookje mag dat) zijn geweldig. Opnames werden onder meer gemaakt in Wales, Richmond Park en Windsor Great Park. Engels sprookjesgroen is vaak een restant van een deerpark, een enorm omheind gebied waarin de adel jaagde en ook van alles liet verbouwen. Soms stonden er behuizingen voor de jachtopziener of houtvester in. Veel van de 600, 700 of zelfs 800 jaar oude eiken (veterans) vinden we in de voormalige parken. Geen oernatuur, wel wat we ons daarbij voorstellen.
In Into the Woods is het woud het leven. Wie is er bang?

                      – Careful the tale you tell, that’s the spell. –

 

Het eerste deel van deze tekst verscheen eerder in geredigeerde vorm in Onverwacht Nederland, magazine van Staatsbosbeheer (2011). Het citaat over het Beekbergerwoud is terug te vinden op de site van de KNAW in het bijzonder fraaie artikel ‘Vóór Heimans en Thijsse’ van K. van Berkel.

 

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog