www.boswachtersblog.nl/ BuitenPlaatsen

Moerasdraken #7 Sil Krol

20 september 2016 Kunsthistoricus Marcel van Ool in BuitenPlaatsen

Op 23 september zou in het Bossche Broek de buitententoonstelling Moerasdraak, een samenwerking van brabants kenniscentrum kunst en cultuur (bkkc), Erfgoed Brabant en Staatsbosbeheer, geopend worden. Dat gaat niet door. Dat wil zeggen, nu niet. De expositie verschuift naar volgend jaar en waarschijnlijk naar een nieuwe locatie. Vanuit Staatsbosbeheer hebben een boswachter, een ecoloog en een beheerder gekeken of het natuurgebied de expositie kan ‘verdragen’. Desondanks zijn er bezwaren gemaakt waarvan de afhandeling voor vertraging zou zorgen.
Met moerasdraken 7 en 8 had ik al gesprekken gevoerd voordat het nieuws van het uitstel bekend werd. Die geef ik toch weer. Omdat ze mooi en goed zijn.

Het Bossche Broek, aan de rand van Den Bosch, vormde eeuwenlang een natuurlijk hulpmiddel bij de verdediging van de stad. Den Bosch is in de twaalfde eeuw gesticht op een zandige heuvel in een verder nat gebied, waar Maas, Dommel en Aa een deel van het jaar buiten hun oevers traden en veel kwelwater aan de oppervlakte kwam. Ideaal om vijanden tegen te houden. De stad, met als bijnaam Moerasdraak, achtte zich onverslaanbaar -dat was ze ook, totdat prins Frederik Hendrik in 1629 Jan Adriaanszoon Leeghwater met zijn ingenieurskunsten inschakelde. Het Bossche Broek kwam droog te liggen en na een beleg van viereneenhalve maand nam de prins de stad in. Dat was het einde van de Spaanse tijd. Den Bosch hoorde vanaf  toen bij de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en werd als vestingstad voortdurend versterkt en uitgerust met een sluizensysteem om gecontroleerd land onder water te zetten (inunderen). Vanaf 1700 is Den Bosch ook deel van het Zuiderfrontier of de Zuider Waterlinie. Die kon niet voorkomen dat de stad in 1794 in Franse handen viel. In 1874 wordt de vesting officieel opgeheven. Er volgen verbeteringen van de waterhuishouding. Dat het Bossche Broek gespaard is gebleven als natuurgebied is te danken aan de inspanningen, al voor de Tweede Wereldoorlog, van Roelof Jan Benthem, inspecteur landschapsbouw bij Staatsbosbeheer.
Voor BuitenPlaatsen heb ik een gesprek met alle kunstenaars.

Op de Nieuwe Binnenweg in Rotterdam komt de hele wereld samen. Ik loop hem helemaal af, en dan ook nog de hele Schiedamseweg tot op het Marconiplein. Nog steeds is hier iets, in de ruimte, de gebouwen, van het wederopbouwoptimisme. Maar ik weet ook: de straat over en ik ben in het gebied van de stadshavens aan de Nieuwe Maas. Met de Keileweg –de hoeren zijn verdwenen, maar de naam is nog steeds berucht. In plaats van misère tref ik op de Keilewerf een geweldige ‘kunnen we het bouwen-energie’. Een voormalig bedrijfspand is nu een ‘creatieve hub’. Sil Krol heeft er zijn atelier.sil-krolKrol kende ik van zijn interventies: beeldhouwkundige ingrepen in de openbare ruimte die niet zelden vragen oproepen. In Gent plaatste hij in een park op de sokkel die ooit bedoeld was voor een straatlantaarn een obelisk. Die was van hout, maar leek van steen. Een obelisk hoort bij het vocabulair van de machthebber. Niet zelden zijn obelisken als politieke zetstukken gebruikt. Ontdaan van hun eventuele oorspronkelijke religieuze betekenis, staan ze in de stad en zeggen ‘hier geldt de heerschappij van…’. Daarnaast kan de obelisk ook een haast betekenisloos tuinornament zijn, van een vanzelfsprekende schoonheid. In Gent kwamen er geen vragen over de plotselinge plaatsing van het beeld van Krol –wat op zich vragen oproept: viel het niemand op? Is iedereen okee met een obelisk? Of gaat er nog iets van decorum vanuit dat intimideert? Uiteindelijk verdween de sculptuur. Krol vermoedt het werk van vandalen die ontdekten dat de houten constructie kapot kan. Maar voor hetzelfde geldt prijkt de obelisk ergens in een tuin.
Heel anders verliep zijn afstudeerproject in 2010. In Breda plaatste hij, op de plek van een oude stadspoort (de Haagpoort) een wit blok dat voorzien was van de blauwe en oranje strepen die je makkelijk in verband brengt met de politie. Hij noemde het ‘een modern symbool van een checkpoint, een teken van macht dat je moet passeren bij het in- en uitgaan van de stad’.
Het kunstwerk barstte van de suggestie maar was in zichzelf feitelijk ‘niks’. Klanten bij de wietwinkel die er tegenover lag bleven weg, gezagdragers dachten korte tijd dat het gebouwtje er door henzelf was geplaatst. De media kregen er lucht van, GeenStijl kwam kijken. Het werk werd in beslag genomen. Voor Krol hoort de verslaglegging van alle reacties op zijn ingreep bij het werk. Hij onderzoekt immers hoe openbare ruimte en vooral veranderingen daarbinnen, werken.
Zou dat nou eng zijn voor Krol, dat hij langzamerhand doorkrijgt hoe ‘men’ zich kan bedienen van allerlei manipulatieve mechanismen? In een kerk in Amsterdam bracht hij een plateau aan; gewoon trapsgewijs gestapelde platen. Niks meer. En zie: er ontstaat een sacrale ruimte. Van een werk bekijk ik alleen maar een foto van de maquette: een paal met daaraan grote luidsprekers. En onmiddellijk is er het gevoel van dreiging. De totalitair die zijn wil oplegt.

bp

Voor Moerasdraak verbeeldt Krol een falanx. Dat behoeft enige uitleg. Een falanx is een gesloten infanterieformatie. Stel je goed bepantserd voetvolk voor dat zich gewapend heeft met lange houten lansen en in een blokvorm staat. Een afbeelding maakt duidelijk hoe aan de rand van de falanx drukkracht uitgeoefend wordt en aangevallen kan worden. Eventuele gevallenen worden meteen ‘van binnenuit’ aangevuld. Bij het beleg van Den Bosch in 1629 is gebruik gemaakt van deze manier van oorlogsvoering. Prins Maurits, voor Frederik Hendrik aanvoerder van de Staatse legers, had zelfs op basis van klassieke bronnen, een exercitie bedacht voor de falanx.
Krol onderzocht hoe de lansen die de zogenoemde piekeniers droegen, eruitzagen. Ze waren meestal tussen de drie en vijf meter lang en ze waren relatief smal, zodat ze hanteerbaar waren. De kunstenaar realiseert een legerloze falanx. Hij maakt een veld met 49 lansen die in de grond staan. De slagorde is zeven bij zeven. Elke lans is vier meter hoog en bekroond met een metalen punt. En in het midden van de formatie staat een mast. Daar wappert de prinsenvlag met zijn oranje-blanje-bleu. Die hier niks meer is dan historisch citaat. Ik ben benieuwd hoe die driekleur zich verhoudt tot de florale vlag van die andere moerasdraak, Lotte Dirks. Alles bij elkaar wordt het indrukwekkend en mooi. Maar Krol is zich bewust van een ambiguïteit. Hij zegt: “Dit werk gaat over de esthetiek die oorlogsvoering kan hebben. Tegelijkertijd is er het contrast met de ellende die strijd teweegbrengt.”
Spannende gedachte: gaat de falanx van Krol onbedoeld werken als The Lightning Field? Dat is het beroemde kunstwerk van Walter de Maria uit 1977. Hij plaatste toen vierhonderd metalen spiezen op een ‘onweergevoelige’ plek in New Mexico. De natuur werd uitgedaagd mee te doen met de kunst.
Of het zover zal komen bij Den Bosch? Daar valt nog niks over te zeggen. Maar Krol merkt wel op: “Ik hoop dat mijn vlaggenmast hoger is dan die van Dirks.”

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog