www.boswachtersblog.nl/ BuitenPlaatsen

Moerasdraken #4 Manuel Marengo de Swaaf

18 augustus 2016 Kunsthistoricus Marcel van Ool in BuitenPlaatsen

Op 23 september opent in het Bossche Broek de buitententoonstelling Moerasdraak, een samenwerking van brabants kenniscentrum kunst en cultuur (bkkc), Erfgoed Brabant en Staatsbosbeheer. Het natuurgebied aan de rand van Den Bosch vormde eeuwenlang een natuurlijk hulpmiddel bij de verdediging van de stad. Den Bosch is in de twaalfde eeuw gesticht op een zandige heuvel in een verder nat gebied, waar Maas, Dommel en Aa een deel van het jaar buiten hun oevers traden en veel kwelwater aan de oppervlakte kwam. Ideaal om vijanden tegen te houden. De stad, met als bijnaam Moerasdraak, achtte zich onverslaanbaar -dat was ze ook, totdat prins Frederik Hendrik in 1629 Jan Adriaanszoon Leeghwater met zijn ingenieurskunsten inschakelde. Het Bossche Broek kwam droog te liggen en na een beleg van viereneenhalve maand nam de prins de stad in. Dat was het einde van de Spaanse tijd. Den Bosch hoorde vanaf  toen bij de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en werd als vestingstad voortdurend versterkt en uitgerust met een sluizensysteem om gecontroleerd land onder water te zetten (inunderen). Vanaf 1700 is Den Bosch ook deel van het Zuiderfrontier of de Zuider Waterlinie. Die kon niet voorkomen dat de stad in 1794 in Franse handen viel. In 1874 wordt de vesting officieel opgeheven. Er volgen verbeteringen van de waterhuishouding. Dat het Bossche Broek gespaard is gebleven als natuurgebied is te danken aan de inspanningen, al voor de Tweede Wereldoorlog, van Roelof Jan Benthem, inspecteur landschapsbouw bij Staatsbosbeheer.
Voor BuitenPlaatsen heb ik een gesprek met alle kunstenaars.

Manuel Marengo de Swaaf volgde de richting ‘autonome beeldende kunst’ op de Academie voor Beeldende Kunst en Vormgeving Sint Joost in Den Bosch. Hij woont echter niet in Brabant, maar in Arnhem, en eigenlijk ‘nog op kamers’. De omgeving mag dan studentikoos zijn, het werk van Marengo de Swaaf is dat allerminst. Dat is volwassen. Daarover zo meteen meer.
Wat meteen opvalt  in zijn woonruimte is de schouwmuur; die is helemaal volgehangen met veren. Van ‘doodgewone’ vogels zoals stadsduiven, maar ook van uilen en andere roofvogels. En –ik weet nog goed hoe bijzonder dat voelde om er zelf een te vinden –een blauw veertje van de Vlaamse gaai. Het geheel heeft iets van een altaar, zeker met dat schilderij: het kindje dat erop afgebeeld staat hield  ik voor Jezus. Maar het blijkt toch echt een piepjonge Manuel te zijn. Ik vraag niet of hij weet wat zijn naam betekent.
Ik denk: een echte buitenjongen. Maar als ik informeer naar natuurervaringen als kind, zegt hij dat hij altijd binnen was, aan het tekenen en met lego in de weer. “Wacht! Dat is niet helemaal waar” en Marengo de Swaaf toont me een foto van een blij kind spelend in een plas, met op de achtergrond oerwoud. Dat was in Suriname waar hij twee jaar woonde. En ineens gaat het over mangobomen en passievruchten, geuren en smaken die je een leven lang bijblijven.
Een gesprek met Marengo de Swaaf moet ook over muziek gaan, hij kan ze uiteraard wel scheiden, maar het liefst benadert hij beeld en geluid als een tweeëenheid. Hij vertelt hoe hij in zijn afstudeerperiode, dat is nog maar een jaar geleden, zomaar wat zat te schetsen en dat daar het begin van een vorm uitkwam die hij driedimensionaal wilde uitwerken. Eigenlijk is het niet meer dan een stalen stang die aan een kant een bijna gesloten lus heeft.  Zelf zegt hij daarover “het was op de tast zoeken naar de balans van vormen.” Als je het voorwerp op de grond legt en een tikje geeft dan blijft het lang heen en weer gaan alvorens het tot stilstand komt. Een soort metronoom. En eigenlijk ook een stemvork; de kunstenaar onderzocht op welke toonhoogte het object zal resoneren. Na het voorwerk, het spel: Marengo de Swaaf plakt er sensoren op, versterkt en vervormt het geluid. Van diep en oer uit een verre grot tot schel en industrieel.Manuel Marengo de SwaafVan dat werk durf ik wel te zeggen dat het typisch is voor een academiestudent: vorm, geluid, werking in de ruimte en eventueel inhoud moeten onderzocht worden. Dat blijft bij een kunstenaar natuurlijk altijd doorgaan, serieus of spelenderwijs. Maar er gebeurt, als het goed is, wel iets op een gegeven moment: de kunstenaar vindt zijn vorm, zoals dat heet. Die kan hij zo vaak veranderen als hij wil, het is geen mal. Maar bij het werk denk je, Manuel Marengo de Swaaf 2hij had het niet anders moeten doen. Dat zie ik bij zijn ‘zeshoeken’. Die zijn het product van wis- en natuurkundig inzicht én kunstenaarsintuïtie. De vorm is af. En hoe mooi ook, er zit niks voor de sier aan, het geheel komt voort uit een functie. Marengo de Swaaf  vertelt hoe hij kantelpunten onderzocht. Zijn zeshoeken zijn als schalen met vakken, meestal zes, maar soms ook met een extra verhoogd centraal vak. De schaal ligt uiteraard altijd op één vak. De kunstenaar demonstreert: er gaat een emmer water leeg in het kunstwerk. En dan snap ik de tuimeling. Er is één punt waarop het vak tegenover dat welk contact maakt met de grond, zo gevuld is dat het kunstwerk kantelt. Een nieuwe balans  -voor een moment: dynamisch evenwicht.
Het zit er niet bewust in als referentie maar ik moet aan de overlaten denken die in de buurt van Den Bosch functioneerden. Met overlaat wordt niet alleen een lager gedeelte in een dijk aangeduid maar ook het gebied dat overtollig water opvangt. Voor het Bossche broek experimenteert Marengo de Swaaf nog met de vorm. Als je aan de randen van de vakken, om en om, een lipvorm last, dan rolt het kunstwerk door na de kanteling. In het Bossche Broek is er geen kunstenaar met emmers water. Daar moet de natuur het werk doen. Een natte nazomer zou Marengo de Swaaf dus goed uitkomen. Ik kan niet wachten om het geluid van de regen te horen in zijn zeshoeken.

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog