www.boswachtersblog.nl/ BuitenPlaatsen

Bomenvrienden

30 oktober 2016 Kunsthistoricus Marcel van Ool in BuitenPlaatsen

Doordat ik al mijn reizen met openbaar vervoer maak, heb ik heel wat zielloze bedrijvengribussen gezien waarvandaan het dan nog een half uur lopen is naar mijn bestemming. Ik begrijp er nog steeds niks van hoe die ooit, zonder enige gedachte aan landschappelijke inbedding, zijn neergekwakt. Maar soms heb ik geluk, dan kan ik vanaf het station of de bushalte zò de natuur in. Dat gebeurde deze week twee keer. Eerst voor mijn Mondriaanwandeling langs ’t Gein -die maakte ik gewoon vanaf het station van Abcoude en hij voerde me naar een Holland waarvan ik dacht dat het verdwenen was. Het is overigens officieel provincie Utrecht daar. Net als het tweede gebied waar ik was, Achterberg -en dat ziet er heel Gelders, of vooruit Limburgs uit.
boomrotVlakbij het station in Rhenen, waar ook bus 50 van Utrecht naar Wageningen en v.v. stopt, moet je even door een wijkje en dan begint de Levendaalseweg. Die naam alleen al -een soort tegenhanger voor het intens treurig klinkende Droevendaal (waarbij ik altijd moet denken ‘Volkert van der G. woonde daar’). De Levendaalseweg voert door natuurgebied Laarsenberg, dat is van onze vrienden van het Utrechts Landschap. Het behoort wat mij betreft tot de fijnste bossen die er zijn. Dat komt door de variatie: oud en jong staat door elkaar, net als loof en naald, blakend en afgestorven. Het ruikt er heerlijk naar herfst nu. Een oude beukenlaan gaat over in een eikenlaan en ineens sta ik in het open veld dat mooi tegen een heuvel rolt. Alsof ik thuis ben. Ik zie het erf van de familie Arissen al liggen. Daar moet ik zijn voor de presentatie van een monumentaal boek: Het Groene Goud, 50 jaar boomverzorging in Nederland, bezorgd door Marina Laméris, en J’ørn en Lia Copijn.
De locatie is uiteraard geen toeval. Hier in Achterberg staat de duizendjarige linde (in werkelijkheid zo’n zeshonderd jaar oud) waar het allemaal begon met de boomchirurgie in ons land. Voor het officiële moment waarop het boek de wereld ingaat, zijn rond de linde al de boomvrienden verzameld. Ik spreek mensen van de Bomenstichting, wetenschappers, boomverzorgers, bomenfluisteraars en landschapsarchitecten. Aan deze linde kun je heel wat van de geschiedenis van de boomverzorging aflezen -hoe men vroeger bomen die door bijvoorbeeld een storm waren opengescheurd, weer een verhoud (dat is een Limburgs woord, maar je begrijpt het wel) gaf door trekstangen aan te brengen. Daartoe moest in de boom geboord worden, iets wat men nu meestal niet meer doet -het levert immers het risico op dat er rot of andere ziektes binnendringen. De linde heeft ook een netwerk van kabels in zijn kroon. Deze manier van verankeren werd vroeger ook uitgevoerd door in de takken te boren, nu lussen de kabels, voorzien van een antischuurhuls, óm de takken. Maar, zo hoor ik van de jongste generatie, soms wordt er toch teruggegrepen op oude methodes. Dat hoort bij het vak: weten wat wel en niet werkt om een boom te redden. En dat is een samengaan van heel veel kennis uit boek en praktijk én intuïtie.
Ik spreek boombioloog Jitze Kopinga die in Wageningen jarenlang onderzoek deed naar teelt en verzorging van bomen. Ik vraag hem naar de belangrijkste verandering in het vak van de boomverzorging. Hij vertelt hoe in het begin, vijftig jaar geleden dus, veelvuldig Duitse technieken werden toegepast. Dat wil zeggen dat al snel de dissel ter hand genomen werd om alles wat ziek of rot leek aan een boom weg te kappen. Britse en Amerikaanse biologen ontdekten echter dat die wijze te rigoreus was en dat je de boom zelfs berooft van noodzakelijke bescherming.
J’ørn Copijn verhaalt hoe hij en zijn broer Allrik (1938-2007) het vak leerden in Duitsland. In 1965 hoorden ze van de linde van Achterberg. Die was eigenlijk een ruïne die alleen bleef staan omdat bij de koopakte van de boerderij dat zo bedongen was -op straffe van een boete van drieduizend gulden. Maar de kroon viel er zowat uit. Wat te doen? De gemeentelijke kapvergunning was al afgegeven. De Copijns dachten dat de boom wél te redden zou zijn. Financiering was echter een probleem. Staatsbosbeheer zorgde voor een geweldige oplossing. Er kwam een notariële akte waarin Staatsbosbeheer voor twintig jaar het recht van opstal van de boer en zijn vrouw overnam, en zo dus de zorg kreeg voor de boom. Er was een natuurgebied van negen vierkante meter gecreëerd!
De linde staat er nu vitaal bij. Ook de lieden die al decennia in het vak zitten kunnen bijna aangedaan kijken naar de veerkracht van dit organisme. En het ís ook indrukwekkend, hoe uit oud wondweefsel een wortel omlaag groeide die later ‘eigenstammig’ werd. Gewoon omdat het kan, wordt de veteraan opgemeten, op borsthoogte: zes meter en drie centimeter.
Thuis ben ik verguld met het nieuwe boek. En ik ga even kijken bij mijn eigen boomverzorgingsproject. In mijn stadstuintje van nog geen tien vierkante meter staat een esdoorn -ooit als helikoptertje komen aanwaaien. Die boom lijkt niks nodig te hebben en overal tegen te kunnen. Hij wortelt in het zand tussen de bakstenen. Als ik hem zou laten gaan, dan neemt hij het hele tuintje over. Maar ik knot hem al vijftien jaar. Op tien centimeter van de grond -en dat blijkt te werken.
Voor veel meer boomverhalen en echt goede foto’s koop je het boek.

J’ørn en Lia Copijn en Marina Laméris: Het Groene Goud, 50 jaar boomverzorging in Nederland. Uitgeverij TasT 2016

En ach, ontmoette ik daar zo’n aardige vrouw. “Of ik niet een foto wilde maken van die poes bij de linde? Dat kun je zo goed zien hoe groot de boom is.” Natuurlijk wilde ik dat. Heel goed is het niet gelukt, maar vooruit. En die aardige vrouw bleek Marjan van Elsland te zijn, boomonderzoeker en voormalig voorzitter van de Bomenstichting.boom-met-poes

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog