www.boswachtersblog.nl/ BuitenPlaatsen

Too much of a good thing is even better

22 november 2016 Kunsthistoricus Marcel van Ool in BuitenPlaatsen

In een verlopen reisgids zal je altijd aangeraden worden met de trein naar de New York Botanical Garden te reizen. Dat is niet alleen omdat het handig is -het station ligt recht tegenover de ingang van de tuin -maar vooral om te voorkomen dat je door The Bronx moet dwalen. Nu kende het noorden van deze borough nooit de problemen van het zuidelijk deel waar bendeoorlogen, sociale ellende en crack cocaine zombies lang het beeld bepaalden. Maar alleen al de naam The Bronx was genoeg om toeristen op Manhattan te houden en niet de oversteek te laten wagen naar deze wijk.
Nu was mijn blik ook gekleurd door documentaires waarin je het als witte nooit meer goed kunt doen én door The Bonfire of the Vanities, het vreugdevuur der ijdelheden dat Tom Wolfe in de jaren tachtig beschreef. In dat boek belandt een Master of the Universe, zoals de Wall Streethandelaar Sherman McCoy zichzelf noemt, met zijn minnares in The Bronx. Per ongeluk. Reële angst en raciale vooroordelen slaan toe. Er valt een dode. Wolfe maakte duidelijk: Manhattanites gaan nooit naar The Bronx, en als ze er ongewild komen: never leave the car. Nu is er veel veranderd, maar de wijk staat niet bekend als aantrekkelijk.
Ik ging wel met de metro -eerlijk: ik had geen idee van dat treinstation -en vond een arcadië in de stad. The Bronx is het vaste land en van noord naar zuid stroomt er de Bronx River doorheen. Rivierbegeleidend bos is wat te fancy als omschrijving van de parken aan weerszijden van de stroom. Maar het oogt allemaal heel natuurlijk en ik weet dat iets verderop, binnen de hekken van de botanische tuin, een stukje is dat New Yorkers beschouwen als hun wildernis. Een postzegel ontsnapt aan de bijl van de settlers. Het landschap zoals de Lenape, de oorspronkelijke bewoners van dit gebied, het gekend moeten hebben. Of een indruk daarvan.
Langs de rivier loopt ook een parkway. De vroegste aanleg daarvan dateert al uit 1907 en het was de eerste in zijn soort. Parkways zijn prachtig landschappelijk ingebedde wegen, of, anders bekeken, kilometers lange parken die de wegen omzomen. Deze bieden de reiziger, in tegenstelling tot de highways, voortdurend een mooi uitzicht. De Nederlandse natuurbeschermer en planoloog Hendrik Cleyndert zag ze in de jaren twintig van de vorige eeuw en raakte erdoor begeesterd. Hij droeg zijn visie en enthousiasme over op Staatsbosbeheerder ir. W. G. van der Kloet. Die kwam in 1956 met de brochure De zorg voor de recreatie in de vrije natuur als taak van de overheid. De invloed van Cleyndert en Van der Kloet was groot. We hebben er bijvoorbeeld de recreatiewegen uit de jaren zestig en zeventig aan te danken: routes die evenwijdig liepen aan de hoofdweg, maar die al slingerend door bijvoorbeeld een bos, een veel aantrekkelijkere beleving boden. En op een recreatie-picknickweg kon je ook stoppen en je versnaperingen nutten. Uiteraard aan een Staatsbosbeheerpicknicktafel.
Hoe slim zo’n parkway ontworpen is merk je door wat je niet merkt: direct aan de rivier hoor en zie je de auto’s niet. Op een schitterende dag in deze Sint Maartenszomer (dat is hoe we vroeger een Indian Summer noemden) trekken schoolkinderen er op uit om troep op te ruimen in de bossen. Er wordt gesport en genoten -op allerlei manieren ontdek ik. Een deel van dit terrein is overduidelijk een hop, een homo-ontmoetingplaats. Always nice to be asked, maar ik moet door, naar de botanische tuin.botanical-gardensNew York Botanical Garden is een echt onderzoeksinstituut, met klaarblijkelijk geen gebrek aan fondsen. Zelfs in de delen van het park waar de bomen die orkaan Sandy ontwortelde, mogen blijven liggen, is het me iets te opgeruimd. Deze plek is heel on-Europees. Veel geld voor de instandhouding van de tuin komt van particulieren. Dat zie je aan alle banken en bomen die schildjes dragen met daarop de naam van de donateur. En er is, discreter, het grote geld van de trustees. De beroemdste was Rachel “Bunny” Lambert Mellon, vrouw van de bankier Paul Mellon en erfgenaam van het Listerine- en Gillettefortuin. In 2014 overleed ze op 103-jarige leeftijd. Bunny had meer dan 10.000 zeldzame boeken over botanie verzameld (die op aanvraag in te zien waren), had aan de tuin van het Witte Huis ontworpen en meegewerkt aan de restauratie van de potager du Roi (de koninklijke groentetuin) van Versailles. En ze verzamelde kunst. Uit haar collectie zijn nu werken te zien in het hoofdgebouw van de Botanical Garden. Zo! Dat is een gebeurtenis: op de achterwand hangen 17 schilderijtjes van planten en insecten door Jan van Kessel (1626-1679). Daar wordt het oog gretig van. Ik ben nooit jaloers. Dacht ik. Thuis lees ik dat Bunny dertien doeken van Rotko had. Direct van de kunstenaar gekocht. Pffffffff.jan-van-kessel

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog