www.boswachtersblog.nl/ Een boom is meer

Bij de Bomenstichting #1

28 januari 2024 Kunsthistoricus Marcel van Ool in Een boom is meer

De Bomenstichting is een bevriende organisatie. Vanaf de oprichting in 1970 was Staatsbosbeheer betrokken bij het werk van die club. Maar de geschiedenis van de samenwerking gaat nog iets verder terug. De Bomenstichting werd in het leven geroepen na de succesvolle reddingsoperatie van de 1000-jarige linde van Achterberg. Dat was een initiatief van J’ørn Copijn (telg uit de beroemde familie van ontwerpers, kwekers en hoveniers). Staatsbosbeheer pachtte de grond van de boer waarop de boom stond, en creëerde zo een microreservaat. Ook betaalde Staatsbosbeheer de kosten voor de verzorging van de veteraan.

Er zijn meer verbanden. Het Bomenfonds, een initiatief van de Bomenstichting uit 1991 werd tot 2007 gefinancierd door Staatsbosbeheer. (Daarna nam het Prins Bernhard Cultuurfonds het over). Met geld uit het fonds vindt monitoring en onderhoud plaats van bomen van particuliere eigenaren. En in het bestuur van de Bomenstichting treffen mensen elkaar uit alle groene gelederen. Zo is Joris Hellevoort die ik vandaag spreek niet alleen bestuurslid maar ook boswachter bij het Utrechts Landschap. En Joris is auteur van De wortels van ons land, waarin hij 21 cultuurhistorisch waardevolle bomen bespreekt. Heel graag laat hij mij de ‘nieuwe Wonderboom’ van Zeist zien.

Wonderbomen
De oude Wonderboom betrof een grove den in het Zeisterbos, waarvan het plant of kiemjaar op 1795 wordt geschat. Voor hij in 1935 stierf was hij een beroemdheid waarvoor mensen zelfs een dagtochtje ondernamen. Het bijzondere aan de boom was dat hij een totaal ander uiterlijk had dan zijn soortgenoten. Wanneer grove dennen in een groep staan stuwen ze elkaar als het ware omhoog op zoek naar licht. Staat een exemplaar vrij dan kan het gebeuren dat hij een heel andere ontwikkeling doormaakt en uitgroeit met een brede kroon. Dat was het geval bij de Wonderboom en zijn naaldendak leek wel een prieel, getorst door slangvormige zuilen. Ik ken geen verhalen over wonderen die bij de boom gebeurden. De naam kreeg hij waarschijnlijk alleen vanwege zijn vorm. Van andere plaatsen zijn wel mirakelbomen bekend; daar zouden verschijningen plaats hebben gevonden, werden ziektes weggenomen of men kon er zwanger worden door op een stam plaats te nemen. Veel meer daarover later in het jaar.

De nieuwe Wonderboom (die zijn naam eveneens kreeg vanwege zijn voorkomen) staat ook in Zeist en wel in het stuifzandgebied de Grote Sahara dat deel uitmaakt van het Panbos. Ook dit is een grove den, maar het ‘prieel’ wordt hier gevormd door het wortelgestel. Zand tussen de wortels wordt weggeblazen door de wind waardoor deze zo’n drie meter bloot zijn komen te liggen. Dit proces van erosie wordt flink geholpen door spelende kinderen (het gaat tenslotte om een ideale klimboom) en ravottende honden.

Behoud
Ik had me er wel een voorstelling van gemaakt, maar die wordt ver overtroffen wanneer Joris mij de boom laat zien. Hoe die den daar staat in de kale vlakte, alsof hij op hoge poten zomaar weg kan lopen. En dat is natuurlijk het tegenovergestelde van wat bomen doen, die hebben een vaste verblijfplaats. De vergelijking met de Enten uit In de ban van de ring ligt voor de hand.
De exacte leeftijd van deze grove den is niet bekend, maar zijn bast vertoont wel de karakteristieke plaatvorming die meestal pas optreedt na het honderdste levensjaar. De boom oogt gezond, maar Joris heeft wel enige zorgen. Omdat er zoveel ingeklommen wordt is het cambium (het levende deel van het hout) op de horizontale delen afgesleten. Door de betreding van duizenden voetjes oogt het nu als gepolijst olijfhout. Wellicht moet er toch een laag hek en een bordje bij, om te voorkomen dat de boom het te zwaar krijgt. Daarmee is het klimplezier niet voorbij; in de buurt staan genoeg exemplaren waar het hele proces van uitstuiven op gang is gekomen.

Nog meer
Ik ben op pad met een echte bomenman, dus het blijft niet bij één bijzonderheid. Staatsbosbeheer plantte in zijn 125-jarige geschiedenis miljoenen grove dennen. De soort was namelijk ideaal om zandgronden die weinig opbrachten in cultuur te brengen en verstuiving tegen te gaan. ‘Maar’, zo vraagt Joris, ‘zag je ooit een laan van grove dennen?’ Ik moet het antwoord schuldig blijven. Op landgoed Beerschoten, dat aan het Panbos grenst, laat Joris mij de enige grove dennenlaan zien die hij kent. Die vergt behoorlijk wat onderhoud: de laan mag niet opgaan in de bossen aan weerszijden en moet dus vrij blijven van oprukkende vegetatie en er wordt ingeboet (waarbij nieuwe aanplant plaatsvindt om uitgevallen exemplaren te vervangen). Het resultaat is een ongewoon mooi plaatje.

Er wacht me nog meer. Geen grove dennen, maar een andere klassieke soort uit de bosbouwhistorie: Douglasspar. Waar experts het bij grove dennen oneens zijn over de afstamming (zijn de huidige bomen allemaal via Duitse zaden hier gekomen, of is er nog sprake van inheemse exemplaren?), is daar bij de Douglas geen twijfel over. Die komt oorspronkelijk uit het westen van Noord-Amerika. Met Joris mag ik mee van het pad af, naar een groep oude Douglassen. En daar betreden we een ander domein. We zijn niet meer in het bos, maar in het woud.

Meer weten over de Bomenstichting? Bekijk hun site. In 2016 schreef ik al eens over de linde van Achterberg. Later dit jaar ga ik terug.

De foto van de dennenlaan is gemaakt door Joris Hellevoort.

 

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog