www.boswachtersblog.nl/ Een boom is meer

Bij de Bomenstichting #3 Weerzien is meer zien

27 maart 2024 Kunsthistoricus Marcel van Ool in Een boom is meer

Op de site van de Bomenstichting kun je doorklikken naar het Landelijk Register van Monumentale Bomen. Daar vind je allemaal bomen die van nationaal belang zijn. Om zo’n predicaat te krijgen, moet de boom aan criteria voldoen. Hij moet bijvoorbeeld minstens tachtig jaar oud zijn en nog een levensverwachting hebben van minimaal tien jaar. Verder spreekt het haast voor zich dat hij cultuurhistorisch of ecologisch van belang moet zijn, of beeldbepalend. Het is natuurlijk leuk om te kijken welke bomen in jouw omgeving, of op je reisbestemming, monumentaal zijn. Ik had het geluk dat ik op mijn favoriete plek, het landgoed Sandwijck in De Bilt, vlak buiten Utrecht, mijn informatie live kreeg. En wel van Joris Hellevoort (van de Bomenstichting, maar ook van Utrechts Landschap), die mij eerder de Wonderboom van Zeist toonde.

Stilte en kennis
Al heel vaak hield ik een pleidooi om de natuur in je eentje op te zoeken en gewoon ergens stil te gaan zitten en al dat leven om je heen haast ‘in te drinken’, dat wil zeggen er open voor te staan. De mooiste dingen gebeuren dan vanzelf en je voelt je altijd (nog) beter dan eerst. Maar er is ook iets anders, en dat is eveneens een verrijking: op pad gaan met iemand die écht iets weet. Het scheelt natuurlijk als die kennis op een fijne manier wordt overgedragen. Wat dat betreft zat ik goed met Joris. Vorig jaar moest ik een excursie geven op het landgoed. De historie van de bouw en landschapsarchitectuur en de bewoningsgeschiedenis, die gaan me makkelijk af. Maar kennis over bomen (die zo’n prominente rol hebben in het ontwerp), ontbrak grotendeels. Joris vulde die aan en telkens als ik er nu ben, denk ik even terug aan niet zozeer wat ik leerde, maar aan de wijze waarop Joris kijkt. In zijn hoofd zit ook een register. Hij weet van veel bomen hoe ze de afgelopen jaren in het blad zaten en hoe ze reageerden op extreme, aanhoudende warmte.

Gecultiveerde uitzonderingen
Een groot deel van wat je nu op Sandwijck ziet, kreeg zijn vorm in de negentiende eeuw. Een huis dat er al stond werd in 1846 verbouwd en uitgebreid en in 1833-34 werd het park vormgegeven door Hendrik van Lunteren, in nauw overleg met de eigenaar baron van Boetzelaer.
Direct achter het huis zien we twee ‘freaks of nature’, dat klinkt wat oneerbiedig, maar het gaat om boomvormen die weliswaar in de natuur voorkomen, maar daar nauwelijks overlevingskans zouden hebben en zich slechts spontaan en zelden voordoen. Omdat mensen die bijzonder vonden zijn ze die gaan enten en cultiveren en zo konden tuinmodes ontstaan.Alle zuileiken in cultuur stammen af van een exemplaar dat in de achttiende eeuw in het bos van Harreshausen ten zuidoosten van Frankfurt am Main werd ontdekt. Dat exemplaar is nu circa 570 jaar oud. Vanaf 1795 werd er enthout van genomen en zo begon de verspreiding. Zaailingen van zuileiken zijn niet vormvast.
Hoe oud het exemplaar op Sandwijck is, is niet bekend, want hij is niet geboord om de jaarringen te tellen. Het vermoeden is wel dat hij tot de oudste exemplaren behoord. Typisch is namelijk dat hij op oudere leeftijd zijn zuilvorm verliest en toch uitstulpt. Hij ziet er op zich gezond uit maar heeft toch al enkele jaren achterelkaar minder blad en wat heksenvingers (dode takken). Onderzocht wordt nu wat het probleem is. Omdat de weide waarin hij staat verschraald wordt ( in een regime van maaien en afvoeren), helpt wellicht een bladcompostgift. De andere ‘freak’ is de treurbeuk, in 1906 geplant. In de natuur komt hij als spontane mutatie voor. De jonge scheuten verhouten te langzaam waardoor ze gaan hangen. In het wild zouden die bomen al snel weggeconcurreerd worden door recht groeiende exemplaren die het licht wegvangen.

Hoe dan?
Iets verderop staat een magnifieke ginkgo of Japanse notenboom (die oorspronkelijk uit China komt). Hij lijkt al heel oud maar hij is vroeg twintigste eeuws, weet Joris van luchtfoto’s. Het waarschijnlijk oudste exemplaar van ons land, staat overigens in de oude hortus in Utrecht en is sinds 1782 beschreven. (Maar misschien wel geplant in 1730, alhoewel Linnaeus hem tijdens zijn bezoek niet vermeldt).De boom wordt een levend fossiel genoemd omdat hij honderden miljoenen jaar geleden al voorkwam. ( Een 170 miljoen jaar oud fossiel lijkt op de huidige, het geslacht is nog ouder). Opmerkelijk is wel dat hij in het wild op twee plekken na is uitgestorven maar in cultuur overleefde als tempelboom. Zelfs bij de ‘wilde’ exemplaren vermoedt men bemoeienis van boeddhistische monniken.
De Ginkgo is heel beroemd omdat hij zo sterk en weerbarstig is. Hij kan prima in de stad en is weinig gevoelig voor stikstof. En iedereen kent wel de zes exemplaren die Hiroshima overleefden. Hoe kon hij dan in ’t wild zo goed als uitsterven? De theorie is dat zijn zaden verspreid werden door zoogdieren die na de laatste ijstijd verdwenen – en die op hun beurt al de ‘taak’ van dinosauriërs en hun tijdgenoten hadden overgenomen. Zaden ruiken naar braaksel, maar binnen de schil zit een ook voor mensen eetbare kern die wat naar pistache smaakt, lees ik op internet. Wellicht was de ginkgovrucht al voedsel voor de neolithische mens, zo’n tienduizend jaar geleden.
De ginkgo is tweehuizig en je hebt bij dit solitaire mannetje een vrouwtje nodig voor zaden. Wat voor zowel Joris als mij nog een groot raadsel is: de ginkgo kan van geslacht veranderen.

Echt oud?
Ik vermoed dat sommige bomen op Sandwijck, vooral dieper in het park, in ‘de wandeling’ zijn opgenomen, maar oorspronkelijk tot het kleinschalig agrarisch landschap behoorden. Zo staat er een oude meidoorn die het restant van een (veekerende?) haag lijkt. En er is een linde die er waarschijnlijk al stond voor de eerste parkaanleg. Je hebt de bekende winter-, en zomerlinde. Maar dit exemplaar op Sandwijck is een Hollandse linde, een kruising van de twee wilde soorten. Zoals ik al aangaf, het is niet bekend hou oud deze is. Boren gaat niet meer, maar sommige experts zoals Bert Maes kunnen er nog wel iets over zeggen. Hem wordt dan ook om advies gevraagd. Joris en ik vermoeden dat de boom toch zeker achttiende-eeuws is.
Wat met deze linde gebeurde is dat zij door zwakte of ziekte instortte en toen zichzelf geënt heeft in oud materiaal. Zij (boom is mannelijk, behalve de linde), wordt als knotwilg behandeld om verder uitscheuren te voorkomen.

Grote Vriendelijke Reus
En dan! Mijn signaalboom. Ik zie hem altijd als eerste en als laatste omdat zijn kroon als een parasol boven het dak van de andere bomen uitsteekt. Het gaat natuurlijk om een sequioa (Sequioadendrom giganteum) of mammoetboom. Die lijkt op de kustmammoetboom, de sempervirens, die iets kleiner is.
Joris vermoedt dat de sequioa van Sandwijck in het midden van de negentiende eeuw is geplant. Hij staat namelijk vlakbij een paardengraf uit die tijd en zo’n boom als markering zou passend zijn.In 2020 is hij gemeten: 34 meter hoog en 5,10 meter in omtrek. Dat maakt hem een peuter in vergelijking met exemplaren in Amerika zoals de General Sherman: meer dan 83 meter hoog, met een omtrek van 31 meter en meer dan 1800 jaar oud. De mammoetboom komt van de westflanken van de Sierra Nevada in vooral Californië en alles aan deze boomsoort is bijzonder: hij is het grootste en zwaarste organisme dat wij als zodanig herkennen. (Als je schimmels meetelt, dan verliest hij, want je hebt er van kilometers doorsnee).
De sequioa is een soort GVR en zijn bast lijkt wel een vacht. Die bast is overigens brandwerend. De boom overleeft een ‘normale’ bosbrand (waarbij het helpt dat zijn naaldendek heel hoog zit), ontstaan door bliksem of gecontroleerd branden. Sterker nog: die branden maken dat de sequioa zijn zaden loslaat en vernietigen de opslag van kreupelhout waardoor de zaailing van de sequioa een kans krijgt op te groeien. Blijven branden te lang uit dan kan er zoveel opslag ontstaan dat wanneer er wél brand komt, die te heet wordt en zelfs de sequioa aantast. Bekend is het beeld van de General Sherman waarvan de onderstam is ingepakt in vuurbestendige folie om hem te beschermen tijdens een bosbrand. Niet alleen brand vormt een bedreiging. De boom is gevoelig voor extreme droogte. Vooral omdat dan zijn weerbaarheid tegen insecten afneemt wat in Californië al tot afsterven leidt. Ik houd mijn hart vast voor wat klimaatverandering voor mijn sequioa gaat betekenen.

Ik check toch maar even welke exemplaren van Sandwijck zijn opgenomen in het Landelijk Register van Monumentale Bomen. Opmerkelijk genoeg is dat alleen de zuileik. Nu kan ik natuurlijk de andere zelf aanmelden, ze voldoen aan de eisen. Of maak ik dan van mijn stille plek een hotspot?

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog