www.boswachtersblog.nl/ Oostvaardersplassen

Het bos van de toekomst

17 februari 2023 Boswachter Hans-Erik Kuypers in Oostvaardersplassen

Drogere zomers en nattere winters, het kan niemand zijn ontgaan dat hier de afgelopen jaren sprake van is. De gevolgen van klimaatverandering zijn onmiskenbaar. De droogte heeft er toe geleid dat vers aangeplante bomen in een aantal percelen langs de A6 (bij Lelystad) het niet hebben gered. Hoe gaan we hier als beheerders mee om? Jan Pols neemt me mee in de ideeën die hij en zijn collega’s over het ‘bos van de toekomst’ hebben.

Jan Pols is sinds 1 januari van dit jaar als bosbeheerder actief in de Oostvaardersplassen. Als ervaren bosbouwer heeft hij veel kennis van bomen en bossen in binnen- en buitenland. Afgelopen maand stond voor hem vooral in het teken van het leren kennen van het Hollandse Hout, het Kotterbos en het Oostvaardersbos; de 1500 ha bos in de schil rond het kerngebied.

Vandaag is Jan samen met collega Maarten (ook sinds kort een nieuwe aanwinst voor het team als boswachter beheer) te vinden in de eindeloze strook land langs de A6. Dit voormalige landbouwgebied van circa 100 hectare groot, is in de afgelopen 4 jaar omgevormd naar bos. Nou ja, bos? De rijen met esdoorn, populier en fijnspar staan er nog redelijk maagdelijk bij en het geheel doet denken aan de prille beginjaren van de polder. Op verschillende percelen zijn rijen van verschillende boomsoorten geplant en de staken priemen enkele meters boven het maaiveld uit. Het gaat ondanks de legendarische groeikracht van de klei nog jaren duren voordat je echt kunt spreken van een volwassen bos.

Droogte

We staan midden in een ruigte, waar af en toe een petieterig boompje boven de kruidlaag uitsteekt. Jan en Maarten kijken bedenkelijk. Ook met heel veel fantasie zal hier op korte termijn geen bos ontstaan. Te veel jonge aanplant heeft het droge plantseizoen van afgelopen jaar niet overleefd. Na een korte discussie komen ze tot de conclusie dat dit perceel opnieuw zal moeten worden beplant wil er een mooi bos van de grond komen.

Bij een aantal andere percelen is het al niet anders. Jan legt uit dat er voor deze stukken ruigtegrond van in totaal ongeveer één hectare al een plan ontwikkeld is. In de zoektocht naar het bos van de toekomst wordt er op deze percelen geëxperimenteerd met voor Nederland ongebruikelijke boomsoorten. ‘Het lag voor de hand om te zoeken naar boomsoorten die beter tegen droge omstandigheden kunnen en ook niet direct overstuur raken van een periode met overvloedige regenval. Mijn collega Erik had het plan voor een duurzaam, klimaatbestendig bos al vorig jaar opgesteld en nu is het tijd om het uit te voeren’, aldus Jan.

Bijzondere boomsoorten, bijzonder bos

Het gaat dan om boomsoorten als boomhazelaar, van origine uit Turkije en het Midden-Oosten en de tulpenboom, een soort die het goed doet in pionier situaties zoals open, kale grond. Een andere soort is de meer bekende tamme kastanje, die nu dus als bosboom wordt aangeplant en de zwarte noot, een notensoort die van origine uit de Verenigde Staten komt. De soorten hebben gemeen dat het lichtminnende bomen zijn en juist in open terrein goed kunnen groeien. Het wordt nu vooral leuk en spannend om te zien hoe deze menging van boomsoorten zich verder gaat ontwikkelen en hoe ze zich tot elkaar verhouden. Van de zwarte noot en de tamme kastanje weten we dat deze zich de afgelopen jaren goed hebben weten te handhaven in monoculturen, maar deze menging van soorten is dus nieuw.

Wat zijn de lessen die we hebben geleerd de afgelopen jaren? Volgens Jan heeft een aantal soorten zwaar te lijden gehad onder ziektes, insectenvraat en schimmels. De essentaksterfte, een aftakelingsziekte als gevolg van de schimmel het essenvlieskelkje, heeft er voor gezorgd dat min of meer alle essen in Flevoland aangetast of dood zijn. Hele percelen met monoculturen van fijnspar zijn geveld door de letterzetter, een insect dat verzwakte bomen koloniseert. Droogte kan bomen verzwakken en hen kwetsbaarder maken voor ‘aanvallen’ van insecten en schimmels. Oppervlakkig wortelende soorten, zoals de beuk, hebben moeite om in het groeiseizoen aan voldoende water te komen. Je ziet dat terug in de kroon waarbij de takuiteinden bladloos blijven. Daarnaast heeft de droogte ons er weer aan herinnerd dat we meer met mengingen van verschillende bomen en struiken moeten werken. Dit voorkomt desastreuze effecten van ziektes en plagen en hiermee houd je uiteindelijk altijd een bos over ondanks het wegvallen van een soort.
Mengen van Europees inheemse boomsoorten die qua eigenschappen bij elkaar passen is de voornaamste strategie van Staatsbosbeheer bij het inspelen op de veranderende omstandigheden waarin het toekomstige bos zich moet ontwikkelen. Op kleine schaal ervaringen opdoen met alternatieve soorten gebeurt daarnaast ook. Hier worden beide aanpakken gecombineerd.

Na het planten hopen we dat de omstandigheden in de eerste fase goed zijn en dat ze de eerste jaren goed doorkomen. Dat houdt in dat het niet te droog en niet te nat moet zijn en we moeten voorkomen dat de knoppen opgepeuzeld worden door reeën door het plaatsen van rasters of boomkorven. Daarna is het een kwestie van de boom- en bosontwikkeling goed te volgen. Jan blikt vooruit: ‘We gaan hier zeker veel van leren en deze hectare ‘bos van de toekomst’ zal door bosbouwers goed worden bezocht.’

 

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog