www.boswachtersblog.nl/ Rottum

Sterns ringen op Rottumerplaat

16 juni 2021 Vogelwachters in Rottum

De jonge sterns zijn uit het ei gekropen. Dichtbij ons huis lopen bij de puindammen kleine donzige pullen rond. De ouders maken veel kabaal en maken duikvluchten om indringers te verjagen. Eind mei kregen we twee sternringers over de vloer. Meer dan vijftig sterns gaven ze een kleurring, zodat wij en anderen de ringen de komende jaren kunnen aflezen. Dankzij het ringwerk weten we waar de sterns verblijven en kunnen we ze hopelijk beter beschermen.

K874628 leest Derick Hiemstra op een kleine ring van een noordse stern. “Dit is een hele speciale”, zegt hij verwachtingsvol. Even later krijgt hij de bevestiging: “Deze stern is nog door mijn vader geringd. In 1990 op de Noord-Friese kwelder. Dit beest is dus al 31 jaar oud.” Hiemstra’s passie, het ringen van sterns, ging er bij hem duidelijk met de paplepel in. De Punt van Reide bij Termunten, Oterdum bij Delfzijl, het nieuwe eiland Stern bij de Eemshaven: hij is er geregeld te vinden om sterns te ringen. Rottumerplaat is nieuw voor hem. Eind mei komt hij op bezoek, samen met Bram Ubels, de vogelwachter van vorig jaar.

Pas uit het ei gekropen stern

Negentigduizend kilometer

Hiemstra is op zoek naar ‘zijn’ sterns. Hij hoopt hier de jonge sterns met een zogeheten geolocator te treffen. Zo’n minuscule geolocator van anderhalve gram aan de poot van een stern slaat onderweg de reisroute op. Voor volwassen noordse sterns blijken dat spectaculaire wereldreizen, zo weten we dankzij ringers als Hiemstra. “In negen maanden tijd vloog één van mijn noordse sterns negentigduizend kilometer. Vanaf Groningen naar Zuid-Afrika, dan via Australië en Nieuw-Zeeland naar Antarctica en weer terug naar Groningen”, schetst hij de immense reis.

Eieren van een stern

Geolocators jonge sterns

In 2018 bracht hij ook geolocators aan bij jonge sterns. Een unicum, omdat tot dan toe alleen volwassen vogels een zender kregen. “Pas in het derde of vierde jaar komen sterns voor het eerst terug om te broeden. Wat ze in de tussentijd doen, weten we niet. Misschien zijn ze op zee, misschien op Rottumerplaat”, zegt hij. Het raadsel blijft nog even bestaan, want Hiemstra vindt z’n geolocators uiteindelijk niet. Wel een hele oude. “Aansluiten op de computer zal uitwijzen of er nog bruikbare gegevens op staan. De ervaring leert dat die kans niet zo groot is na zeven jaar.”

Dwergstern met een geel met zwarte snavel

Drie soorten sterns

De broedende sterns beperken hier onze bewegingsvrijheid. Steken we bij het huis ons hoofd boven het duin, dan gaat de hele kolonie krijsend de lucht in. We blijven met alle liefde op enige afstand, zeker nu er jongen rondscharrelen. Drie soorten sterns broeden op het eiland: noordse sterns, visdieven en dwergsterns. De eerste twee ogen vrijwel identiek. Met subtiele verschillen, zoals een iets ander geluid, staartvorm en snavelkleur. “Visdief heeft een zwarte snavelpunt, noordse stern niet”, legt Hiemstra uit. Dwergsterns zijn duidelijk anders; veel kleiner – slechts vijftig gram – en een geel met zwarte snavel. Op en rond de puindammen zoeken de drie soorten ieder een andere plek op: de visdieven broeden strategisch bovenop één van de puindammen, de noordse sterns zitten op de lagere flanken en de dwergsterns broeden nog lager op het zand bij de vloedlijn. De voorlopige broedstand in 2021: 156 paar noordse stern, 57 paar visdief en 8 paar dwergstern.

Visdief (links) heeft een zwarte snavelpunt, noordse stern (rechts) niet

Kleurringen

De sternringers gaan voortvarend aan de slag. Een half uur na aankomst hangt de eerste noordse stern al in een katoenen zakje aan de kapstok. Hij krijgt vakkundig een kleurring, gewicht en maten worden genoteerd, waarna de stern weer wegvliegt. Meer dan vijftig sterns krijgen deze dagen op Rottumerplaat een kleurring, zodat ze van afstand zijn af te lezen. Frank heeft er met veel moeite – de ringen zijn erg klein – inmiddels zeven kunnen aflezen, waarvan vijf noordse sterns, een dwergstern en een visdief. Tussen het ringen door bladert Hiemstra continu door foto’s, vele honderden achter elkaar. De foto’s zijn genomen door vijf wildcamera’s die hij telkens plaatst bij andere nesten, om daarna te kijken of hij op de foto’s ringen kan aflezen. Dat lukt slechts mondjesmaat. “Ze staan steeds met hun poten achter een steen. Eén geringde stern kwam van Griend, het vogeleiland tussen Harlingen en Terschelling. Zes ringen zijn van mij uit de Eemshaven.”

Foto gemaakt met wildcamera

Overstromingen

Bram Ubels helpt mee. Hij loopt continu met een glimlach rond. “Zo blij om hier weer te zijn”, zegt hij zeker tien keer. Vorig jaar startte hij op Rottumerplaat vanwege de coronamaatregelen pas begin juni als vogelwachter. Hij trof een gehavende kolonie aan. “De puindammen waren net met hoogwater overspoeld. Overal vonden we kapotte eieren”, vertelt hij. Eigenlijk spelen sterns elk jaar Russische roulette. Zo laag bij de vloedlijn is de kans op overstromingen van nesten en kuikens aanzienlijk. De kans neemt bovendien toe. Ubels: “Klimaatverandering verhoogt het aantal voorjaars- en zomerstormen.”

Bontbekplevier

Bontbekplevier

Langs de hele Nederlandse kust zitten kustbroeders in de knel. Rottumerplaat biedt voor hen meerdere pluspunten: geen recreatieve verstoring, geen loslopende honden en het eiland is vrij van rovende zoogdieren. Vossen, marters, ratten: elders langs de kust maken ze kustbroeders het leven zuur. Ubels werkt mee aan het programma Wij&Wadvogels, waar ook Staatsbosbeheer aan deelneemt. “Om kustbroeders te kunnen beschermen moeten we meer weten over welke gebieden ze gebruiken en hoe ze zich gedragen. Ringen helpt daarbij”, vertelt hij. Van de bontbekplevier, een kleine kustbroeder met een opvallende zwarte borstband en fel oranje-gele poten, vinden we bij de puindammen twee nesten. Hiemstra en Ubels weten er eentje te ringen en later nog een dwergstern. Voor beide ringers een primeur. “Dit is wel een heel kleine kleurring”, zegt Hiemstra . We zijn benieuwd hoeveel jongen straks ook daadwerkelijk uitvliegen. Duimen op géén overstroming binnenkort.

reageren

geef een reactie

  • Oebele
    30 juni 2021 om 11:36

    Weer erg interessant om te lezen. Wetenschappelijk ook van belang om de effecten van ons mensenhandelen op deze aardkloot op de andere levende dieren te kunnen begrijpen.

  • Wim Weijman
    17 juni 2021 om 08:52

    Hiemstra: één van “mijn” noordse sterns vloog enz. Het zijn geen postduiven! SBB heeft na jarenlang ringen in de jaren 60, 70 en 80, in de jaren negentig het ringen van sterns aan banden gelegd. Nu wordt dit blijkbaar weer toegestaan. De argumentatie hiervoor gaat mank, wat wereldwijd zijn de belangrijke gebieden voor sterns in kaart gebracht. Mogelijk nieuwe broedplaatsen nog niet zoals het dak van de Floraborg hier in Winsum (-; Als het resulteert in “mijn” noordse stern, dan lijkt dit op hobby-isme, wat onnodige verstoring met zich meebrengt. Fout beleid!

    • Tim
      24 juni 2021 om 16:36

      Ik geloof niet dat met ‘mijn’ sterns de ringer zich hier het eigenaarschap van de vogel toebedeelt; hij voelt in deze context vooral een band met de door hem geringde vogels. En dat kan ik me heel goed voorstellen, zeker als je weet waar ze helemaal heen kunnen gaan en ‘zijn’ sterns gaat vergelijken met die van iemand anders (door een ander geringd op een andere locatie). Het betreffen hier de door hem gemerkte en onderzochte individuen; zijn vogels.

      Het argument om maar te stoppen met ringen omdat alles al bekend is, is onzinnig. Het gaat ook om het opsporen van veranderingen in het milieu en daarvoor blijft ringen iets van de lange adem. Er komen nog steeds zeer nuttige gegevens binnen; verandering van leefgebied bijvoorbeeld.

      De ervaring is dat deze sternsoorten zich goed laten ringen. Bovendien hoeft op de locatie van deze kolonie niet snel verstoring van andere broedvogels te worden verwacht (al blijft het wel uitkijken met de scholeksters en plevieren?).
      Heel anders ligt dat naar mijn idee bij het ringen van de Lepelaars midden op de kwelder. Ik hoop niet dat dit nog steeds gebeurt; de motivatie hiervoor blijft raadselachtig.
      (Net zo raadselachtig als dat het nodig zou zijn om middenin de broedtijd in het kader van een inventarisatie van twee zeer talrijke meeuwensoorten dwars door streng bewaakt en bijzonder broedgebied te gaan banjeren; de grootste flauwekul in dat vorige betoog is dat de schade allemaal wel mee zou vallen; het aandeel gepredeerde eiderlegsels is hierin slechts een minimum en gaat volledig voorbij aan zaken als partiele predatie van legsels en aangepikte eieren (dat zie je later niet terug), het voorkomen van veel andere soorten met eieren en uitlopende jongen, het voorkomen van gespecialiseerde rovers… dat is nogal wat. En zie je eigenlijk wel alles als je onder een paar honderd krijsende en schijtende meeuwen staat?)

      Jammer dat de slechtvalken (hoe staat ’t daar mee?) niet worden geringd! De nestplaatsen waren (voor zover ik weet) altijd makkelijk en relatief veilig te bereiken en het jaarlijks ringen van de jongen had misschien iets meer inzicht gegeven in de uitbereiding van deze soort op de andere Nederlandse Waddeneilanden de afgelopen jaren. Gemiste kans?

      Ik ben blij dat de gebiedsbeheerder niet tegen ringen is, maar er mag wat mij betreft wel kritischer worden gekeken naar nut & noodzaak en vooral of er verstoring onder de andere broedvogels valt te verwachten. Een subjectief lijstje met al dan niet succesvol uitgelopen eidernesten dekt de lading volgens mij niet.

      Veel plezier daar!

      (ja, die oud Rottum-ganger, die het verder bij lezen zal houden)

  • Molly
    16 juni 2021 om 09:06

    Leuk dit te lezen. Terug in de tijd… Mijn vader ringde vroeger kanaries en vertelde er graag over.

    • Jan Jacob Krediet van den Bos
      16 juni 2021 om 12:48

      Mooi, mooi, mooi!!!

    • Herman froklage
      16 juni 2021 om 15:35

      Het blijft een beleving en erg leuk om telkens weer te lezen.

    • Theky
      17 juni 2021 om 08:30

      Geweldig om te lezen!!! En prachtige foto`s.

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog