www.boswachtersblog.nl/ Drenthe

Het pingo-mysterie van Terheijl

3 maart 2014 Albert Broekman in Drenthe
Afbeelding
De locatie van het Meyeringsven op de kaart van nu (links) en de kaart van 1900 (rechts). Hier is goed te zien hoe het van een ven veranderde in een bos.

Het woord pingo duikt geregeld op in mijn werkkring, al dan niet in combinatie met het woord ruïne. Het is in Drenthe, na de Hondsrug, misschien wel het meest besproken spoor uit de ijstijdperioden. Pingo-ruïnes zijn vennetjes die aan het eind van de Weichsel-ijstijd werden gevormd doordat eerder gevormde ijsheuvels (pingo’s) smolten. Maar niet elk Drents waterplasje is een pingo-ruïne. Er zijn ook uitgestoven laagtes waarin water bleef staan, drinkdobbes voor het vee of, om maar een dwarstraat te noemen, goudvissenvijvers.

Vorig jaar hebben wij samen met de Vereniging Natuurschoon een nieuwe beheervisie gemaakt voor het gebied dat nu voor het gemak maar even Terheijl noemen. Het ligt ingeklemd tussen Leek, Roden en Nietap. In dat gebied ligt een heel bekende pingo-ruïne, het Vagevuur. Even ten noordwesten daarvan ligt er nog eentje, dat plaatselijk bekend is onder de naam Meyeringsven. Althans, het gerucht gaat dat het Meyeringsven een pingo-ruïne is. Maar het grappige is, het ven verschijnt pas op de kaart in 1900. Op de historische kaart van 1850 is het ven in geen velden of wegen te zien. Collega Roelof Blaauw heeft altijd wel een praktische gekscherende oplossing voor dit soort problemen: ‘Dan is het dus een pingo uit de 19e eeuw.’ Enigszins gerustellend is het wel dat ook het Vagevuur niet op de kaart staat en op nog oudere kaarten juist weer wel. Het Meyeringsven is op die kaart te zien als een natte laagte.

Waar het eigenlijk om gaat is dat het Meyeringsven de laatste jaren steeds meer op het Meyeringsbos ging lijken. Het groeide dicht met elzen en wilgen waardoor het hele idee van een ven nagenoeg verdwenen was. Omdat het rondom het ven wel kleddernat is, was het niet heel simpel (lees goedkoop) om die bomen er weer uit te zagen en af te voeren. Je hebt daarvoor speciale, en dus dure, machines met rupsbanden en een ‘lange arm’ nodig. De laatste tijd neemt echter de vraag naar houtchips als brandstof toe. In plaats van dat we de gevelde bomen tegen hoge kosten moeten afvoeren, wordt het nu met al het takhout (in totaal bijna 100 ton) gechipperd, is er weinig rijdschade in het land en krijgen we er ook nog een paar centjes voor.

Afbeelding
Een speciale machine op rupsbanden pakt de bomen beet en zaagt ze af.

Maar het werk is nog niet klaar. Een deel van de stobbes moet nog worden verwijderd en we moeten ook nog een beetje met de waterhuishouding in de weer. Het ven is dan weer in ere hersteld. En daarna moeten we het pingo-msyterie natuurlijk nog even echt oplossen.

reageren

geef een reactie

i

Mis geen enkel bericht van dit boswachtersblog